De afgelopen 20 jaar heb ik mijn werk in de revalidatiezorg organisatie sterk zien veranderen. Gedurende mijn opleiding, en enige tijd daarna, was bijvoorbeeld het papieren medisch dossier nog in volle omloop.
Al bladerend kon ik snel de benodigde patiëntgegevens vinden, die vooraf door een kundige medische secretaresse keurig met tabbladen waren geordend. Mijn loopje naar het secretariaat om het volgende dossier op te halen, werd benut om de laatste informatie met de dames uit te wisselen en gaf mij een prettige knip tussen de opeenvolgende polipatiënten. Een mentaal-pauze-moment om over te schakelen van de ene casus naar de andere.
Natuurlijk kleefden er nadelen aan het fysieke dossier, waaronder het regelmatig zoekraken van de stukken en het vaak onleesbaar spijkerschrift van de dokter waarmee het schrift was gevuld.
Ik ben mijn loopje naar het secretariaat kwijt, want alles is via het scherm in de eigen spreekkamer op te roepen en te bedienen.
Vervolgens is het elektronisch patiëntendossier (EPD) gekomen. Dit dossier is oneindig te vullen met goed leesbaar getypt proza en nooit zoek. De tabbladen zijn vervangen door virtuele buttons waarop men klikt om verschillende mapjes te openen. Maar het digitaal dossier heeft ook zijn keerzijden. Ik ben mijn loopje naar het secretariaat kwijt, want alles is via het scherm in de eigen spreekkamer op te roepen en te bedienen. Met een paar muisklikken schakel ik zo van mevrouw Miedema naar meneer Maartens. Met de komst van het e-dossier werd gelijktijdig gesteld dat ik, de dokter, zelf mijn patiëntbrieven moet typen. Deze vanzelfsprekendheid werd vergezeld van het welgemeend advies om maar een typcursus te gaan volgen als de bewuste arts, ik, de toetsen niet kon vinden. Terwijl brieven vroeger door een toets- en taalvaardige secretaresse werden uitgetypt, nadat de arts deze in de helft van zijn of haar persoonlijke benodigde type-tijd had gedicteerd. Ook mag de dokter nu geheel zelf de medische machtigingsaanvragen oproepen en invullen, zelf patiëntvoorschriften invoeren, zelf acties uitzetten naar collega’s en stukken printen. Allemaal met de bemoedigende woorden dat het zo veel efficiënter gaat, immers de dokter heeft het allemaal zelf in de hand.
De doe-het-zelf-maar-dokter is geboren.
Op mijn dagagenda staan de telefoonnummers van patiënten die ik zelf mag bellen, terwijl de secretaresse dit vroeger voor mij deed en vriendelijk doorschakelde. Mijn loonstrookjes mag ik nu zelf elektronisch opdiepen en mijn declaraties scan ik zelf in vooraf aan het verzenden naar de financiële administratie. Allemaal werk dat voorheen door anderen werd gedaan, maar nu, overtuigend gebracht als zijnde voor mijn eigen gemak en bestwil, doe-ik-het-zelf-maar.
Maar ja, buiten het ziekenhuis zie ik dat de doe-het-zelf-maar ontwikkeling eveneens volop gaande is.
Maar ja, buiten het ziekenhuis zie ik dat de doe-het-zelf-maar ontwikkeling eveneens volop gaande is, variërend van de al jaren bestaande zelf-tank stations, zelf-scan kassa’s, de zelf-scan OV-kaart, internetbankieren tot het zelf elektronisch aanvragen en invullen van allerlei documenten bij het rijk en gemeente. Er komt geen loketmedewerker meer aan te pas. Allemaal uitdrukkelijk ingesteld voor het gemak van de burger. Zo past de doe-het-zelf-maar-dokter naadloos in de doe-het-zelf-maar-maatschappij.