Als kind had ik een favoriet verhaal, dat mijn ouders hebben voorgelezen tot het boekje bijna uit elkaar viel: ‘Jip en Janneke bij de dokter’. In ieder vriendschapsboekje schreef ik dat ik dokter wilde worden, in het ziekenhuis. Na de voorleesfase ging dat over in het kijken van ziekenhuisseries, in mijn jeugd was dat natuurlijk ‘Medisch Centrum West’. Ik mocht ervoor opblijven. Later werd dat ‘ER’ en ‘Grey’s Anatomy’.
Mijn eerste dag in de collegezaal van de faculteit geneeskunde van het ErasmusMC kan ik me nog goed herinneren. Ik voelde me een bevoorrecht mens, omdat ik er wél zat, terwijl er zovelen waren uitgeloot. Ik vond het fantastisch, al die colleges. Oké, statistiek was niet mijn ding, maar dat was het enige vak in die vier jaar dat mijn aandacht met moeite wist vast te houden. Ik wist toen ook al wel dat wetenschap niet mijn grootste passie was (maar wel noodzakelijk). Meest fascinerend waren natuurlijk de patiëntdemonstraties, wat overigens niet inhield dat patiënten kwamen demonsteren, maar dat degene die het college gaf (meestal de prof), een interessante ‘casus’ had meegenomen. De patiënt die het meeste indruk heeft gemaakt, was de meneer met galwegkanker, die groen was. Dit gebeurt als bilirubine wordt omgezet in biliverdine, iets wat ik dankzij die meneer nooit zal vergeten.
De coschappen waren de start van het echte werk, eindelijk de praktijk. Hoewel ik een super leerzame stage had bij een huisartsenpraktijk, waar ik veel zelf mocht doen en een interessante stage bij een bedrijfsarts, bleek het ziekenhuis voor mij toch echt ‘the place to be’. De dynamiek, verscheidenheid aan patiëntenaanbod en de samenwerking met zo veel verschillende specialismen, bleken in het echt ook aantrekkelijk. Mijn eerste baan was ANIOS (Arts Niet In Opleiding Tot Specialist) chirurgie, met het idee om orthopedisch chirurg te worden. Ik stond dag en nacht op de SEH en was ‘zaalslaaf’ (zo noemde de oudste AIOS dat). Na drie maanden stopte ik hiermee, hier werd ik niet gelukkig van. Ik miste de opvolging van de patiënten. Hoe verging het ze na het acute moment?
Wat nu? Dit wilde ik toch altijd? Ik besloot drie maanden met een backpack door Zuidoost-Azië te trekken. Een moment van bezinning (en keihard genieten van een topreis natuurlijk). Na terugkomst ging ik me helemaal blanco oriënteren op een vervolgopleiding, ik pakte mijn boekje waarin alle vervolgopleidingen staan er weer bij. Revalidatiegeneeskunde kwam ook op mijn voorkeurslijstje: een breed vak waarin je nog echt aandacht kunt hebben voor de patiënt. Nadat ik had meegelopen met een ziekenhuisrevalidatiearts (nogmaals bedankt Irene) was ik om. Ik solliciteerde als ANIOS revalidatie bij het ErasmusMC en had een fantastisch jaar, waarin ik oprecht werkgeluk ervoer en me als een vis in het water voelde, waarna ik startte met de opleiding. In mijn derde jaar was eindelijk de ziekenhuisrevalidatie stage. Ik dacht vrij snel ‘hier zou ik wel willen werken’. Blijkbaar was dat wederzijds, want voor het einde van de stage had ik een baan.
Nog elke dag rij ik met plezier naar het ziekenhuis waar ik werk. Na ruim acht jaar geniet ik nog steeds van de patiëntencontacten. Alle diagnosegroepen komen voorbij; MS, gecompliceerde humerusfractuur met radialis uitval, CVA, oncologie, polymyositis en ga zo maar door. Op de verpleegafdelingen doe ik consulten. Mensen zitten dan nog in de acute fase, met alle emoties en onzekerheden die daarbij horen. Op het reguliere spreekuur zie ik mensen die poliklinisch bij ons revalideren, of poliklinisch gecontroleerd worden vanwege een progressieve aandoening. Bij de PRB besprekingen (Poliklinische Revalidatie Behandeling) bespreek ik met het team van paramedici de voortgang en de koers. En op de technische spreekuren schrijf ik orthopedische schoenen en spalken voor. Tussendoor nog even een hand patiënt zien in ons Hand en Pols Expertisecentrum. Dat alles op dezelfde dag. Wat zo fijn is aan werken in het ziekenhuis, is de afwisseling en korte lijntjes met andere specialismen. Laatst belde ik na een consult op de afdeling Interne Geneeskunde meteen met de neuroloog, die dezelfde dag was langs geweest bij de patiënt. Even sparren; wat is dit voor beeld en wat is de prognose? Toen bleek dat hij ook nog nooit zo’n heftig beloop had gezien van een trombosebeen, met een afsluiting van de vena cava en een dwarslaesie tot gevolg. Gelukkig kon meneer snel terecht in het revalidatiecentrum.
In de komende blogs wil ik jullie meenemen in de mooie wereld van de ziekenhuisrevalidatie. Ongeveer 100.000 mensen revalideren poliklinisch per jaar. Dit gebeurt niet alleen in revalidatiecentra, maar ook in ziekenhuizen. Naast de hierboven beschreven werkzaamheden, neem ik deel aan MDO’s (multidisciplinaire overleggen) en zit ik in allerlei ziekenhuiscommissies. Ook ben ik lid van het dagelijks bestuur van de Vereniging Medisch Specialisten in Dienstverband (VMSD) en ben ik medisch manager van de vakgroep Revalidatiegeneeskunde. Ik heb een super afwisselende baan, waarover ik graag vertel. In mijn blogs draag ik uit wat ons vak inhoudt en te bieden heeft, maar laat ook de uitdagingen waar we als specialisme mee te maken hebben, de revue passeren.