Vandaag, 12 mei, is het de dag van de verpleging. Een mooie gelegenheid om dit vak in de spotlight te zetten, met een interview met revalidatieverpleegkundige Esther Gosselaar van Merem Medische Revalidatie. ‘Het geeft zo veel voldoening om mensen op te zien knappen.’
Soms zie je direct dat mensen op de juiste plek zitten. Met snelle pas komt Esther Gosselaar aangelopen voor het interview, stralende blik. Haar zachte g verraadt dat ze niet uit de buurt van Hilversum komt, waar Merem Medische Revalidatie gevestigd is. In Limburg zei moeder Gosselaar vroeger tegen een jonge Esther, die niet wist wat ze wilde worden, dat administratie wel iets voor haar zou zijn. De zorg, nee dat was niet wat. Dan moest ze mensen wassen. Maar Esther luisterde naar haar hart. ‘Ik zei: ,,Oh, maar dat kan ik wel!” En ik dacht: ,,Dat lijkt me hartstikke leuk!”’
Als vijftienjarige deed ze als voedingsassistente vakantiewerk in een verpleeghuis. Daar werd ze blij van. Ze stond aanvankelijk ingeschreven voor een boekhoudkundige opleiding, maar maakte op het laatste moment de switch. Tijdens haar opleiding verpleegkunde was één van haar eerste stages in een revalidatiecentrum. ‘De goede ervaringen daar bleven hangen. Ik heb daarna heel lang in de gehandicaptenzorg gewerkt, maar dacht op een gegeven moment: ik wil mensen beter maken. Zorgen dat ze de goede kant opgaan. Ik solliciteerde bij Reade in Amsterdam en heb daar vijf en een half jaar gewerkt. Eerst op de neurorevalidatie en vervolgens als oproepkracht op andere afdelingen, zoals dwarslaesie en amputatie. Toen had ik alleen maar dagdiensten, dat vond ik super chill.’
Door een verandering in haar privéleven koos ze een tijdje voor de thuiszorg, maar daarna trok de revalidatie toch weer en kwam ze bij Merem Medische Revalidatie terecht, waar ze nu ruim drie jaar zit. Het was als thuiskomen. ‘Ik krijg zó veel energie van het werken met patiënten. Het is zo mooi wanneer mensen weer zichzelf worden. Je ziet mensen zwaar beschadigd binnenkomen na een hersenbloeding, -infarct of amputatie. Vervolgens merk je dat de energie die je in je werk stopt, ervoor zorgt dat mensen opbloeien. Zo voelt dat echt. Tachtig procent van onze patiënten knapt op. Laatst nog kwam iemand binnen met een sonde, kon niet meer slikken en zat in een rolstoel. Een paar maanden later ging die persoon toch weer met een vierpoot naar buiten.’
Wat haar werk extra mooi maakt, is dat ze echt onderdeel is van een multidisciplinair team. ‘Als verpleegkundigen zijn we bijvoorbeeld aanwezig bij een voortgangsoverleg. Heel belangrijk, want wij als verpleging zien patiënten het meest, zijn eigenlijk van alle disciplines het meest betrokken bij patiënten. Revalidatieartsen zien ons ook echt als behandelaren, dat is heel fijn werken. Vanwege het intensieve contact tussen verpleegkundige en revalidant, kunnen Esther en haar collega’s veel betekenen voor het herstel van mensen. Wij zijn bijvoorbeeld ook betrokken bij een behandelplanoverleg, waarbij we het revalidantenplan bespreken. Met mensen werken we naar hun eigen doelen toe. De één wil leren gitaar spelen en de ander wil weer kunnen lopen.’
Het nauwe contact tussen disciplines leidt tot handige ideeën. ‘Je kunt natuurlijk nooit voorspellen wanneer revalidanten weer iets extra’s kunnen. De ergotherapeut is daar niet altijd bij aanwezig. Daarom heeft een ergotherapeut-collega van mij een zelfstandigheidslijst gemaakt voor op de afdeling, waar iedere professional kan noteren wat een patiënt weer kan. Dat is voor revalidanten ook mooi: zij zien ineens wat ze wél kunnen in plaats van hun beperkingen.’
Betrokkenheid bij patiënten, het is een groot goed voor Esther. Ze houdt alles in de gaten en kan het overzicht bewaren. Dat zag haar leidinggevende ook. Die vroeg Esther al na drie maanden of ze teamcoördinator wilde worden. ‘Ik dacht: dat is niets voor mij. Maar ik heb het toch gedaan, omdat ik daarmee nóg meer kon betekenen en bepalen voor de patiëntenzorg.’ Het begin was niet gemakkelijk. ‘Het team moest enorm aan mij wennen. Dat was echt lastig voor me, maar met duidelijkheid naar mijn collega’s toe en coaching van mijn leidinggevende, is de sfeer snel beter geworden. Iedere week hebben we een zogenaamde check-in. Dan mogen collega’s een cijfer geven over de dag. Dat nodigt uit tot overleg. Verbeterpunten documenteer ik en pak ik op. Het team staat nu als een huis. Het gaat heel goed met het team. De teamleden vullen elkaar heel goed aan. Iedereen komt tot z’n recht. We zijn een geoliede machine en de patiënten zijn tevreden.’
In de coronatijd kwam de betrokkenheid van haar team extra tot uiting. ‘Dat was voor patiënten zo’n verdrietige tijd. Voor ons was dat moeilijk. Want wij moesten hen vertellen dat ze geen bezoek meer mochten krijgen. Je zal maar net hier zitten, halfzijdig verlamd, en dan mag je familie niet komen! Mensen zaten te huilen met foto’s van dierbaren in hun handen. Dat is me echt wel aan het hart gegaan. Toen hebben we als multidisciplinair team gezegd: we gaan voor elk weekend een programma bedenken. Als verpleging hebben we elke zondag vrijwillig ingevuld. Met bijvoorbeeld een bingomiddag, een barbecue en een pubquiz. Je zag dat het iets deed met patiënten. Op een gegeven moment zaten we met muziek in een kring met z’n allen te lachen. Het maakte me trots.’
Voor Esther staat patiëntenzorg altijd op één. Als daar iets misgaat, kan ze fel zijn naar collega’s. ‘Ja, dan kan ik best boos worden. Maar ik probeer altijd wel de goede bedoeling van professionals te zien.’ Wanneer het druk is of collega’s lopen over en het is de kantoordag van Esther, trekt ze direct haar witte jas aan. Ze kreeg het verzoek om volledig coördinator te worden, maar dat wilde ze niet. Momenteel werkt Esther twee dagen in de uitvoerende zorg en twee dagen op kantoor. ‘Daardoor sta ik nog dichter bij het team. Ik wil heel laagdrempelig zijn, wil eigenlijk dat ze me niet als leidinggevende zien.’ Een korte rondgang bij collega’s leert dat zij Esther zien als een oplossingsgerichte aanpakker. ‘Wat onze vraag ook is, hoe ingewikkeld een dilemma ook, zij regelt het gewoon.’ Dat Esther kiest voor een combinatiefunctie, vinden zij heel logisch. ‘Ze is geen typgeit.’
Esther: ‘Ik wil gewoon over de afdeling lopen, gezellig bij mijn team zijn, samen lachen, zien wat er gebeurt. Ik wil het team voelen.’