Militair Revalidatie Centrum (MRC) Aardenburg heeft er sinds kort een groep revalidanten bij: Oekraïense militairen en burgers. Cultuurverschillen maken dat een aanpak op maat nodig is. ‘Je moet echt door een shield heen. Van buiten zijn ze stoere kerels met een enorme drive. En trots: ze willen terug naar hun land om het te verdedigen. Maar als je de tijd neemt om te praten, blijken ze ook angstig en onzeker.’ Revalidatie Magazine reisde af naar Doorn, waar de oorlog dagelijks nadreunt.
Wie na een mooie tocht – de bossen van de Utrechtse Heuvelrug tonen zich met hun herfstige bladerpracht op hun fraaist – over de N225 tussen Driebergen en Doorn bij het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg aankomt, merkt direct dat dit revalidatiecentrum anders dan anders is. Zo zie je al wandelend over het terrein en door de gangen van de gebouwen geregeld iemand in militair uniform. Ook andere aanwijzingen benadrukken de ‘M’ in ‘MRC’. Op het bosrijke terrein staat bijvoorbeeld de ‘Barak’, een gebouw waar vijftig militairen verblijven; het restaurant heet ‘De Mess’.
Sinds kort is er namelijk nóg een revalidantengroep: Oekraïense militairen en burgers. Al 43 Oekraïners – voornamelijk militairen, maar ook ‘gemilitariseerde’ en enkele gevluchte burgers – revalideerden in het MRC
Het MRC, het behandel- en expertisecentrum van Defensie op het gebied van revalidatiezorg, was in het begin, net na de Tweede Wereldoorlog, alleen voor militairen die op een training of bij een missie letsel op hadden gelopen. Tegenwoordig niet meer. Nederland werd minder actief in het hogere geweldspectrum. Met de kennis en ervaring die zijn opgedaan vanuit de militaire doelgroep helpt het MRC ook burgers te herstellen. Mensen uit specifieke diagnosegroepen zoals NAH, multitrauma en amputatie, die bovendien een hoge participatieambitie hebben, kunnen hier behandeld worden. De verhouding militairen/burgers is tegenwoordig ongeveer 60/40 en die combinatie werkt versterkend. Burgers zien hoe de militairen keihard werken aan hun herstel. Militairen delen hun hoge ambitie ten aanzien van werk en sport. En op hun beurt leren militairen van de vaak relativerende houding van burgers.
Internationale samenwerking
Over de paden en in de gebouwen klinkt Engels en Oekraïens. Sinds kort is er namelijk nóg een revalidantengroep: Oekraïense militairen en burgers. Al 43 Oekraïners – voornamelijk militairen, maar ook ‘gemilitariseerde’ burgers (burgers die opgeroepen zijn of zich aangemeld hebben om deel te nemen in het leger) en enkele gevluchte burgers – revalideerden in het MRC; morgen komen er weer vier, met een evacuatievlucht. Binnen de NAVO en de EU is een medisch systeem opgezet om gewonden uit ramp- of conflictgebieden te evacueren. Daarbij wordt goed gekeken waar de gewonde de best denkbare zorg kan krijgen. Nederland staat hoog aangeschreven als het om amputatie en prothesiologie gaat; België krijgt vooral veel gewonden met brandwonden, Duitsland is goed in chirurgie, et cetera. Ook Oekraïense vluchtelingen die al in Nederland zijn, kunnen bij het MRC terecht. De Regeling Medische zorg Oekraïense Ontheemden zorgt ervoor dat zij via een verwijzing van een Nederlands ziekenhuis in het MRC, maar ook in andere revalidatiecentra kunnen revalideren. In Doorn kunnen ze gebruikmaken van de vele faciliteiten van het MRC; het centrum heeft onder meer een eigen orthopedische instrumentmakerij, een ultramodern sportcomplex, diverse trainings-en activiteitenruimten en tal van mogelijkheden om ook in de lommerrijke buitenlucht te werken aan persoonlijke doelen.
Hulpvraag, participatieambitie en realiteitszin
We treffen revalidatiearts en voormalig marine-arts Antoinette van de Ven. Strak gekleed in uniform. Antoinette behandelt zowel militaire als civiele revalidanten. ‘Sommige burgers kijken de eerste keer raar op als ze me in uniform zien. Maar dit is natuurlijk wel een Militair Revalidatie Centrum. Voor de behandeling maakt het niet uit of je militair of burger, Nederlands of Oekraïens bent. Elke revalidatie start met een hulpvraag: wat wil je bereiken? Daarna hebben we het over de participatieambitie. Dat kan koken voor je gezin zijn, maar ook vechten voor je land. Hulpvraag en ambitie bepalen waar we met je aan gaan werken. Realiteitszin speelt hierbij een belangrijke rol: soms zijn bepaalde functies dusdanig verstoord dat iets anders moet, blijvend anders wordt of zelfs helemaal niet meer kan. Zo was hier laatst nog een Oekraïense militair met een dubbele bovenbeenamputatie. Hij is onlangs weer terug naar Oekraïne gegaan, maar kan niet meer ingezet worden voor gevechtsfuncties. De man kan eventueel wel weer als orthopeed in een kinderziekenhuis werken, het werk dat hij deed voordat hij het leger in ging. En thuis en in zijn wijngaard klusjes doen. Daar hebben we doelbewust aan gewerkt. Voor iemand die een auto-ongeluk heeft gehad geldt eigenlijk hetzelfde: we kijken wat voor participatieniveau iemand wil bereiken en wat nog reëel is. Het MRC heeft geen invloed op controle op wat er na ontslag vanuit het MRC gebeurt. We mogen wel advies geven, maar in Oekraïne is er nog een “Medical Board” om te kijken welke functie nog geschikt is na de revalidatie.’
Cultuurverschillen
Hulpvraag en realiteitszin zijn terugkerende elementen in de revalidatie. Variabel is de benadering van revalidanten, want met name op het culturele vlak zijn er verschillen tussen cliënten. ‘Zo zijn Oekraïense mannen doorgaans niet zo vatbaar voor psychologie’, vertelt Antoinette. ‘Het zijn keiharde werkers, ook als het om hun herstel gaat. Maar ze werken dan vooral aan hun fysische gezondheid. Over mentale gezondheid wordt simpelweg niet gepraat. Dit is sowieso geen volk van praters.’
Verpleegkundige Michaël van de Poel kan bovenstaande beamen. ‘Je moet echt door een shield heen gaan’, vertelt hij, terwijl hij op het punt staat zijn witte zorgtuniek en -broek om te wisselen voor een militair uniform. Hij is reservist bij de landmacht en gaat vanavond naar de kazerne in Oirschot, maar maakt nog even tijd vrij om te praten. Dat doet hij ook steevast bij de revalidanten. ‘Praten is belangrijk. Daar investeer ik dan ook volop in. Met name onze Oekraïense gasten zijn van buiten stoere kerels. Ze vinden dat je als man niet mag huilen of mag laten zien dat je pijn hebt. Ze zijn ook enorm trots: ze willen terug naar hun land om het te verdedigen. Of, als dat lichamelijk niet meer kan, op een andere manier bij te dragen. In de administratie bijvoorbeeld. Maar als je de tijd neemt om echt met hen te praten, blijken ze vaak angstig en onzeker te zijn. Als ik dan een van hen ’s nachts zie ronddwalen, ga ik het gesprek aan. Ik hoor dan vaak hele heftige verhalen. De een kan daar beter mee omgaan dan de ander. Ik heb zelf onder andere als ambulanceverpleegkundige gewerkt en daar veel patiënten meegemaakt – van baby’s tot honderdjarigen. Ik kan dit een plek geven. Al blijven sommige ervaringen voor altijd bij je. Ook dan is communicatie de sleutel: ik praat erover. Met collega’s. Of met onze bedrijfshulpverlening of humanistisch raadspersoon raadsvrouw. Debriefing blijft heel belangrijk en is the key for survival in ons vak. ’
Waar een wil is
Michaël krijgt veel terug voor de gesprekken die hij voert met de revalidanten. Het is een bron van inspiratie en kracht. ‘De Oekraïense revalidanten hebben echt een enorme drive om door te gaan. Dat zie je niet alleen bij het werken aan hun eigen herstel. Laatst had een scootmobiel een lekke band. Twee revalidanten vroegen of die snel gemaakt kon worden. Dat kon, maar het ging ze kennelijk niet snel genoeg. En dus zijn ze zelf maar aan de slag gegaan. Gingen ze naar de fietsenmaker in Doorn. De een op krukken, de ander in een rolstoel. Met de lekke band in de rugzak. Toen ik ze weer zag, was de scootmobiel up & running! Er is never a dull moment hier in Doorn!’
Aardappel schillen
In de keuken komen we Zuienko tegen. Aan tafel oefent hij onder begeleiding van ergotherapeute Ilse Vermeulen met de armprothese die hij anderhalve maand geleden aangemeten kreeg. Zuienko is geen militair, maar ontvluchtte Oekraïne. Hij heeft een orthopedisch letsel: zijn rechterarm raakte hij tijdens een ongeval als kind kwijt en is dus niet het gevolg van een bom of ander recent trauma. Via de Regeling Medische zorg Oekraïense Ontheemden revalideert hij in het MRC. ‘In Oekraïne heeft Zuienko vooral geleerd zijn andere, nog volledig functionerende arm te gebruiken’, vertelt Ilse. ‘Hij is een van de meest vaardige eenhandige personen die ik ken. Dat is heel leerzaam. Sommige revalidanten bedenken gaandeweg allerlei handigheidjes om hun leven maakbaar en leuk te houden. Dat is ook wel het mooie van het feit dat we hier meerdere mensen tegelijk hebben. Zuienko zelf kan ook nog veel stappen voorwaarts maken. Zeker als de kabels van zijn armprothese optimaal zijn afgesteld. We kunnen hem veel adviezen geven, want in Oekraïne heeft hij bijvoorbeeld nooit iets geleerd over ergonomie of hoe hij goed kan zorgen voor zijn niet-aangedane zijde.’
Lost in translation
Terwijl Ilse vertelt, oefent Zuienko met het schillen van een aardappel. Tolk Vitalina Popova – door iedereen Vita genoemd – kijkt toe en vertaalt. Vita is, zo horen we vandaag van verschillende MRC-medewerkers, goud waard. Ze komt zelf ook uit de zorg, woont al zo’n vijf jaar in Nederland en is onmisbaar. Er zijn weliswaar allerlei vertaalapps, maar die zijn niet altijd subtiel genoeg. Bepaalde nuances gaan verloren in de vertaling. Daarnaast kun je externe tolken inschakelen, bijvoorbeeld via Global Talk. Maar de vraag naar Oekraïense tolken overstijgt het aanbod. Alle reden voor MRC om Vita in vaste dienst te nemen. ‘Hou je hand eens met de palm naar boven, dan kun je gemakkelijker iets grijpen’, klinkt het eerst in twee talen.
Wennen aan ‘eigen regie’
‘Onze Oekraïense revalidanten volgen aanwijzingen altijd heel strikt op’, vertelt Ilse ietwat later. ‘Als je zeg dat iemand de oefening tien keer moet doen, doet deze de oefening tien keer. Ook als het na vijf keer al ontzettend pijn doet. Dat was immers de opdracht. Dat zien we bij de militairen, maar ook bij de civiele revalidanten uit Oekraïne. In Nederland zijn we gewend aan “eigen regie” en “eigen keuzes maken in je zorgproces”. Als ik aan een Oekraïense revalidant vraag wat hij zelf wil bereiken, kijkt deze mij vreemd aan: jij bent toch de specialist? Ze zien me als autoriteit. Dat heeft ook zijn voordelen. Als ik iemand vertel dat hij elke dag moet bewegen, dan gebeurt dat doorgaans ook. Maar vaak is het prettiger om een instructie minder directief te verwoorden. Beter “probeer dit eens een paar keer op te tillen” dan “til dit tien keer op”.’
Oorlog dichtbij
Door de Oekraïense gasten komt ook de oorlog in Oekraïne voortdurend dichtbij. Ergotherapeute Ilse merkt dat dagelijks. ‘Als er een heftige ontwikkeling is in Oekraïne, heeft dat direct impact op hoe onze revalidanten zich voelen. Dan slapen ze slecht en zijn ze echt van slag. Ik volg het nieuws dan ook nauwlettend. En natuurlijk krijgen we hier ook enorm indrukwekkende verhalen te horen. Zo lag een van mijn revalidanten een tijdlang bekneld onder het puin van een ingestort flatgebouw… Gelukkig neem ik zo’n traumatische gebeurtenis niet mee naar huis. En het is fijn dat er ook gebeurtenissen zijn die juist weer op een prettige manier impact hebben. Zo bracht president Zelenksy in mei een bliksembezoek aan Nederland. Mijn eerste gedachte was: ik hoop dat onze mannen daarbij aanwezig kunnen zijn! En ja hoor, er bleek in het geheim een ontmoeting geregeld te zijn. Ik kreeg daar een foto van te zien, waarop je ook nog wat benen kon zien. Aan de hand van de protheses kon ik zo bij een paar benen een naam plakken! De mannen hadden een ervaring om nooit te vergeten!’
Vrijheid
Ilse kijkt tegenwoordig anders naar vrijheid. ‘Door mijn werk besef ik meer dan ooit dat vrijheid een groot goed is’, onderstreept ze. Vergelijkbare woorden komen van revalidatiearts Antoinette. ‘Dit jaar ben ik 25 jaar militair. In die periode ben ik een paar keer uitgezonden geweest. Ik ben in diverse conflictgebieden geweest. Toch heeft dit conflict ook op mij veel impact. Ik besef nu dat ik heel veel mazzel heb gehad bij mijn uitzendingen en dat oorlog een vreselijk iets is. De vrijheid wordt duur betaald. Het geeft ook een dubbel gevoel om onze revalidanten te helpen bij hun herstel zodat ze terug kunnen gaan om hun land te verdedigen. Zo iemand stuur ik eigenlijk terug naar front. Heftig. Maar ook dat is een kant die bij militaire revalidatiezorg hoort.’