De regeling VIPP 5 draait om de uitwisseling van medische gegevens tussen zorginstellingen én de uitwisseling met patiënten via een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Wat zijn de verwachtingen? Revalidatie Magazine polste in deel 1 van deze minireeks de stemming bij revalidatiecentrum Reade. In deel 2 brengen we een bezoek aan De Hoogstraat Revalidatie in Utrecht.
Zoals zovele revalidatiecentra en instellingen voor medisch specialistische zorg, is De Hoogstraat Revalidatie in Utrecht drukdoende met de voorbereidingen voor de uitrol van de Persoonlijke Gezondheidsomgeving. De technische kant van het verhaal ligt vooral in handen van de leverancier van het EPD en de DVZA (Dienstverlener Zorgaanbieder) van De Hoogstraat. De aandacht van de projectorganisatie wordt vooral gericht op de communicatie. Eerst intern, naar de teams toe, waarbij onder meer een eigen intranetpagina en filmmateriaal ingezet worden. De CMIO (Chief Medical Information Officer) speelt hierbij ook een belangrijke rol: hij of zij neemt de medische staf mee in de ontwikkelingen met de PGO. Na de zomervakantie volgt de externe communicatie. Een belangrijk moment, onderstreept kinderfysiotherapeut Mischa Prop en lid van het VIPP-projectteam van De Hoogstraat. ‘Onze revalidanten moeten echt de meerwaarde ervan inzien.’
Meer gegevens, strakkere regie
Wat die meerwaarde voor de revalidant is, weet Annemieke Postema, voorzitter van de cliëntenraad van De Hoogstraat, kernachtig te verwoorden. ‘De medische gegevens in je PGO zijn gelijkwaardig aan de informatie die de behandelend arts of therapeut tot zijn beschikking heeft. Hierdoor kun je je beter voorbereiden op je controlebezoek of consult. Ook waardevol is de mogelijkheid om zelf gegevens in te voeren. Je gewicht en bloeddrukmetingen bijvoorbeeld. Je hebt dus meer regie. Maar dan is het natuurlijk wel prettig om al je gegevens op één plek te hebben. Dat is wel een zorgpuntje.’
Dat vraagt om een uitleg. Want PGO brengt toch alles samen, waardoor je niet meer bij elke zorginstantie – huisarts, ziekenhuis, revalidatiecentrum, fysio – apart moet inloggen om al je gegevens ‘bij elkaar te harken’? ‘Ja, dat is wel de bedoeling’, beaamt Postema. ‘Maar er is geen standaard PGO. Je hebt de keuze uit meerdere PGO’s. Er zijn ongeveer 12 verschillende leveranciers. Elke aanbieder kan zich richten op een bepaalde doelgroep. Gaat het dan wel lukken om bij alle zorginstanties waarmee je te maken hebt of hebt gehad dezelfde PGO te gebruiken?’
Marktwerking
Jasper van der Rest, manager I&A en projectleider VIPP, vult hierop aan: ‘Er zijn landen waar je één centraal PGO hebt. Estland bijvoorbeeld. Het is toch vreemd dat we in ons land een wildgroei aan PGO’s met verschillende doelgroepen hebben? Bij De Hoogstraat zorgt de DVZA ervoor dat wij via het MedMij afsprakenstelsel met alle PGO’s kunnen uitwisselen. Maar het blijft zonde dat de PGO’s niet generiek zijn. Het wordt er zo niet duidelijker op. Marktwerking is leuk, maar in de praktijk leidt dit wel tot uitdagingen.’ Het maakt het informeren en activeren van revalidanten beslist niet gemakkelijker. En zo zijn er meer zaken die vragen om heldere communicatie. ‘We moeten bijvoorbeeld ook duidelijk maken hoe de PGO zich verhoudt tot ons behoorlijk uitgebreide patiëntenportaal’, legt Van der Rest uit. ‘In de eerste komen vooral gegevens die belangrijk zijn voor de keten. Een ontslagbrief bijvoorbeeld. In het portaal staat operationele informatie: je afspraken, medicatie en dagrapportage van artsen en therapeuten. Je kunt hier dus ook je revalidatieproces en je doelen volgen. Dat kan nog niet in de PGO, maar die is volop in ontwikkeling en krijgt steeds meer functionaliteiten. We moeten dus scherp blijven communiceren wat het verschil is en waarin de meerwaarde ligt. Want daarin ligt de sleutel om van PGO een succes te maken.’
Bewustwording
Communiceren over PGO’s is daarom vooral gericht op bewustwording, op inzien dat je met de PGO beter de regie over je eigen zorgproces kunt voeren. ‘Ik denk dat er veel begeleiding nodig is bij de weg ernaartoe: hoe krijg je mensen zover dat ze de PGO gaan gebruiken en dat ze weten welke PGO of PGO’s ze moeten kiezen’, stelt cliëntenraadvoorzitter Postema. ‘Je moet mensen overtuigen van het belang van de PGO. Dat betekent ook: vooroordelen en angst weghalen. PGO’s moeten voldoen aan zeer strenge beveiligingseisen; het is dus echt niet zo dat iedereen mee kan lezen. Verder is het belangrijk om mensen te wijzen op informatie en hulpmiddelen zoals je kunt vinden op www.pgo.nl. Maar maak ook medewerkers vrij om bijvoorbeeld in de wachtkamer of via een telefonische hulplijn informatie te verstrekken en revalidanten te activeren. De Cliëntenraad zou het ten slotte zeer waarderen als de projectgroep ook input van revalidanten ophaalt en meeneemt in haar overwegingen.’
Zinnige ideeën, vindt ook kinderfysiotherapeut Prop. ‘We gaan zeker veel aandacht besteden aan informeren en activeren. Te beginnen met heldere informatie op onze website en social media-kanalen, foldermateriaal bij de receptie en in de wachtkamer en heldere informatie op onze narrow casting-schermen.’ ‘Verder is het natuurlijk ook zo dat de keten niet bij ons begint. De voorlichting begint daarvoor vaak al. We sluiten daarop aan’, voegt Van der Rest toe.
Intuïtief
Laten aanhaken is stap 1. Laten gebruiken is een tweede. Ook daarvoor is de nodige aandacht vereist. ‘Het moet een voorziening zijn die iedereen kan gebruiken’, vindt Postema. ‘Ook als je niet digitaal vaardig bent. Of het Nederlands niet goed beheerst. Het moet intuïtief te gebruiken zijn. Met simpele taal, icoontjes, thematisch kleurengebruik, et cetera.’ ‘Dan wordt het ook gemakkelijker voor bijvoorbeeld mensen met een cognitieve stoornis’, onderstreept Prop. ‘Dat gemak moet er ook zijn als het om het aanmaken van een PGO gaat. Ik moest twintig stappen doorlopen voordat ik de app werkend had…’ ‘Het moet eigenlijk net zo gebruiksvriendelijk, toegankelijk en aantrekkelijk zijn als Facebook en Instagram’, vat Van der Rest het samen. ‘Met een timeline en de mogelijkheid om te bepalen wat je wél en wat je niet wilt delen.’