Met sommige patiënten liep gepensioneerd ziekenhuisrevalidatiearts Evert Schouten bijna veertig jaar op. In een interview met Revalidatie Magazine blikt hij terug op zijn loopbaan en geeft hij zijn visie. ‘Revalidatieartsen kunnen nog veel vaker eerder geraadpleegd worden.’
Als je zoals Evert Schouten ruim 35 jaar revalidatiearts in hetzelfde ziekenhuis (in Tilburg) was, dan neem je niet op één moment afscheid. Nee, dan is het een jaar lang continu afscheid nemen van in totaal honderden patiënten die je soms al aan het begin van je carrière hebt ontmoet. En dan ook nog van mensen van wie je meer weet dan de meeste artsen. Als revalidatiearts kijk je naar leefomstandigheden, naasten, relaties, psyche… Je weet veel van mensen. Hoe hun leven eruitzag.
Zoals van die ene man die op zijn achttiende een dwarslaesie kreeg door een duik in ondiep water. De jongen van toen was inmiddels een man van boven de vijftig en had veel aan Everts deskundigheid gehad. Zo profiteerde hij van de intrathecale behandeling met baclofen, een middel om spasticiteit te verminderen. Daar had Evert zich samen met neurochirurg Ivo Verhagen en professor neuroloog Leo Visser van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) sterk voor gemaakt. Toen Evert, gekleed met witte jas, voor de laatste keer de baclofen-pomp van de man in steriele omstandigheden vulde, zei de man: ‘Weet je wat het is? Ik vind je niet echt een dokter.’
‘Dat vond ik een heel mooi compliment’, zegt Evert. ‘Want het wil zeggen dat hij het medisch inhoudelijke aspect niet altijd het belangrijkste vond, maar ook de band die we in al die jaren hebben opgebouwd. Tijdens mijn afscheidsspeech zei ik dat als mensen je niet meer als dokter zien, het gemakkelijker wordt om afscheid te nemen.’
Voetstuk
De maatschappij is veranderd en daarmee ook de patiëntenpopulatie. Mensen zijn mondiger geworden, dokters staan minder op een voetstuk. In het begin was het gevoel van status er meer, al is Evert altijd zichzelf gebleven. In zijn coschappen zag hij welke cultuur bij hem paste. Zo voelde hij zich tussen de chirurgen niet thuis. Daar werd hij in het heetst van de strijd afgesnauwd. Dat was niets voor hem. Bovendien sprak het holistische aspect van de revalidatiezorg hem aan. Tijdens een coschap in de psychiatrie was er een patiënte die haar benen was verloren bij een poging tot zelfdoding. ‘Toen las ik een brief van haar revalidatiearts, die het daarin niet alleen had over de fysieke aspecten, maar over alles wat speelde in het leven van de mevrouw. Dat deed mij beseffen dat ik ook met holistische blik naar patiënten wilde kijken.’
Libra
Evert nam tijdens zijn studie de ruimte om zich te verdiepen in de revalidatie en vond daar ook werk in. Hij stond aan de wieg van Libra Revalidatie & Audiologie. Op 1 maart 1987 startte hij als arts in het Elisabeth-, Maria- en Nicolaas ziekenhuis in Waalwijk, tegenwoordig ETZ. In 1998 ontstond Revalidatiecentrum Leijpark uit een fusie tussen Charlotte Oord, de revalidatietak van het ETZ en gezinsvervangend tehuis de Koordeleij. Zo’n tien jaar later fuseerde Revalidatiecentrum Leijpark met Revalidatiecentrum Blixembosch in Eindhoven en ontstond Libra Revalidatie & Audiologie, met inmiddels zeven locaties. Vanaf 2001 was Evert niet alleen werkzaam als revalidatiearts, maar tot 2018 ook als medisch manager. Die laatste rol pakte hij vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel. Net zoals hij dat had gedaan toen hij opleider werd.
VIN
Hij vervulde de managementtaak naar behoren, was uitermate betrokken bij revalidanten en collega’s, motiveerde jonge collega’s het vak te leren en ging nieuwe ontwikkelingen nooit uit de weg. Zo kreeg hij het met anderen – met name door wetenschappelijke bewijsvoering – voor elkaar om het behandelprogramma Vroeg Intensieve Neurorevalidatie (voor comapatiënten) door zorgverzekeraars vergoed te krijgen voor volwassenen vanaf 25 jaar. Het programma werd in eerste instantie alleen verzekerd voor kinderen en jongeren tot 25 jaar. Op 1 januari 2019 was vergoeding een feit en konden de eerste volwassen patiënten opgenomen worden.
Toch bleef Evert Schouten in zijn hart een dokter. Collega’s aansturen bleek niet altijd gemakkelijk als zij in de ogen van Evert niet het vereiste verantwoordelijkheidsgevoel hadden. ‘Toen ik als medisch manager gestopt was, gaven mensen mij terug dat ik veel aardiger was geworden.’
Overtuigen
Revalidatiearts is het beroep waarin hij al zijn passie, visie, deskundigheid en sociale kwaliteiten in kwijt kon. Mede door de vriendelijke en bevlogen manier waarop hij te werk ging, overtuigde hij neurologen van de meerwaarde van het op tijd betrekken van een revalidatiearts. Iets dat in zijn beginjaren nog weinig gebeurde. ‘Toen was de revalidatie nog heel erg stoornisgericht. Dus op het behandelen daarvan, niet op iemand weer optimaal in de maatschappij te laten functioneren. Dat is echt een ontwikkeling geweest die een lange adem nodig had. In het ziekenhuis stond alles in het teken van mensen beter maken. Als je dat als dokter niet kon, stond je niet zo in aanzien.’
Waarmaken
Aanzien was voor Evert niet belangrijk; wél de ontwikkeling van patiënten. Hij kreeg veel voor elkaar, zoals vaker een preoperatieve screening van amputatie- of multitraumapatiënten. En het vroeg consulteren van mensen met neuromusculaire aandoeningen. ‘In het ziekenhuis moet je je als revalidatiearts nog steeds altijd waarmaken. Er bestaat de neiging om revalidatie als een soort afvalputje te zien, voor als de neuroloog het niet meer weet of als mensen veel verschillende klachten hebben. Daarom kan er nog veel meer gedaan worden met zogenaamde consultaire revalidatie. Oftewel: op de poli kijkt een revalidatiearts mee en geeft advies. Bijvoorbeeld bij iemand met klachten na een hersenschudding. Dat wil in mijn optiek vervolgens helemaal niet zeggen dat die betreffende patiënt dan een MSR-indicatie krijgt. Misschien zijn de klachten nog zo erg, dat verdere behandeling door een neuroloog toch noodzakelijk is. Je bepaalt samen wat er nodig is, maar bent als revalidatiearts gewoon eerder in het proces betrokken. Daar is nog steeds een wereld in te winnen.’
Spasticiteit
In zijn eigen ziekenhuis kreeg Evert specialismes, zoals spasticiteit. ‘Nog niet overal in Nederland is dat het domein van revalidatieartsen. Sommige neurologen vinden dat zij spasticiteit moeten behandelen, maar ik vind dat echt iets voor de revalidatiearts, omdat je de spasticiteit an sich niet behandelt. Je moet kijken wat het gevolg is van die spasticiteit op iemands functioneren. Op het lopen, staan, transfers en zelfverzorging. Vervolgens heb je een heel palet aan behandelingen die kunnen helpen. Neurologen hebben de neiging om aan spasticiteit direct iets te willen doen, maar dat is niet altijd wat er nodig is. Spasticiteit kan namelijk ook helpen. Stel, iemand heeft naast spastische benen ook een parese, een verlamming. Door de spasmen zijn de spieren stijf en kan diegene beter staan. Als je dan de spasticiteit behandelt, zakt hij door zijn benen heen. Daarom moet je altijd kijken: wat is de invloed van spasticiteit op iemands functioneren. Kijken naar het complete plaatje, dat kan een revalidatiearts bij uitstek.’
‘Kasplantje’
En omdat een revalidatiearts weet hoe mensen met verschillende aandoeningen kunnen herstellen, is het belangrijk dat hij of zij op tijd betrokken wordt. ‘Het doorbreken van scepsis is een rode draad in mijn loopbaan geweest. Nog steeds wordt te vaak te vroeg geoordeeld dat mensen met ernstig hersenletsel of een hoge dwarslaesie geen kwaliteit van leven hebben. Terwijl je dat pas na een jaar echt kan zeggen. Als iemand door een hoge dwarslaesie beademd moet worden, kun je in de acute fase niet weten of dat later ook noodzakelijk is. Het woord kasplantje viel wel eens. Maar een patiënt is nooit een kasplantje. Net zomin dat je als zorgprofessional kan zeggen dat je “niet meer zou willen leven als je dit zelf zou hebben”. Met oordelen over kwaliteit van leven moet je heel erg oppassen. En je moet de deskundigen betrekken die daar veel mee te maken hebben. Daarom moeten revalidatieartsen juist in een acute fase betrokken zijn.’ In zijn eigen ziekenhuis was die betrokkenheid op het laatst in elk geval vele malen beter dan dat die was. De regionale omstandigheden in Tilburg waren wel goed, haast hij zich erbij te zeggen. ‘Het revalidatiecentrum zit naast het ziekenhuis en ik had met één neurologenmaatschap te maken. Dat maakte de lijnen kort en het werk overzichtelijk. Ik zou wensen dat meer revalidatiecentra naast een ziekenhuis gesitueerd zijn.’
Loslaten
Voor iemand die nog zo bevlogen over zijn werk kan vertellen en zijn visie duidelijk etaleert, moet het moeilijk zijn om de revalidatiesector los te laten. Op zijn afscheidsreceptie werd hij geraakt door mensen uit alle teams waarin hij werkte, die vertelden hoezeer ze de samenwerking met hem hadden gewaardeerd. Evert zit nog in de beroepsbelangencommissie, maar dat werk is binnenkort ook klaar. ‘Er zijn natuurlijk mensen die helemaal niet zonder het vak kunnen, maar dat geldt geloof ik niet voor mij. Ik heb mijn kleinkinderen, hobby’s en sporten. Het mooie is ook dat ik mijn werk echt altijd leuk heb gevonden. Het is goed geweest.’