Romijn Conen (50), onder andere bekend van de politieserie Flikken Maastricht, kreeg in 2015 een ernstig herseninfarct en raakte daardoor halfzijdig verlamd. Hij moest opnieuw leren lopen en praten. Nu, anderhalf jaar later, dringt het besef door dat hij nooit meer de oude wordt en dat hij daardoor ook een ander leven krijgt. Romijn: ‘Ik bekijk het positief; het is niet het einde van de wereld. Ik ga mijn andere talenten aanboren om een nieuwe invulling aan mijn leven te geven.’
‘Het was vlak na de laatste try-out van onze theatervoorstelling Feest, toen ik op de parkeerplaats ineens heel raar begon te praten en de helft van mijn gezicht scheef hing. In paniek belde mijn vrouw Nanna 112. Daarna weet ik niet veel meer. Na een week ziekenhuis ging ik revalideren. Eerst 3,5 maand klinisch en daarna nog een half jaar poliklinisch. Langzaamaan leerde ik weer praten en wat lopen, steeds een beetje beter. Ik zit nu nog midden in het revalidatieproces en ga er vanuit dat mijn herstel nog verder doorzet; dit kan tot wel twee of drie jaar duren, heb ik begrepen. Het besef dat ik mijn oude leven niet meer terugkrijg, begint nu pas echt te landen. Ik heb lang gedacht dat ik dit wel even ging overwinnen. Na mijn poliklinische revalidatie voelde het dan ook alsof ik weer ‘vrij’ was, want toen kon ik alles weer gaan doen. En dan dacht ik onbewust vooral aan de dingen die ik daarvoor deed. Kortom, zo snel mogelijk weer gaan acteren.’
‘Thuis begon ik na een korte vakantie vol goede moed met de herneming van Feest, waarmee we de theaters in zouden gaan. Ik had weliswaar nu een kleine rol, maar ook die bleek al snel te zwaar. Na vijf voorstellingen besloten we te stoppen. Een maand later kreeg ik een epileptische aanval, een gevolg van mijn hersenletsel. Dus opnieuw veel rust en voor mijn gevoel weer een stap achteruit. Ik wist toen dat ik het acteren uit mijn hoofd moest zetten, in ieder geval voor langere tijd. De moeheid was en is nog steeds mijn grootste tegenstander. Ik moet echt voldoende slapen of rusten om het vol te houden. Dat is soms heel frustrerend, juist omdat ik zoveel wil. En als ik moe word heb ik ook meer moeite om de juiste woorden te vinden voor de dingen ik wil zeggen.’
‘Ondanks al het lichamelijke ongemak voel ik sinds kort weer nieuwe energie. Ik ben bezig zelf door te zetten wat tijdens mijn revalidatie is ingezet. Drie keer per week sport ik anderhalf uur in de sportschool om mijn verlamde rechterhelft te stimuleren, waardoor ik meer kracht krijg. Als links alles moet overnemen, wordt de rechterkant zwakker. Toch constateerden ze onlangs in het ziekenhuis dat mijn rechterbeen sterker was geworden door het harde trainen. Zo fijn om dat te merken! Ik ben ook bezig met elektrostimulatie om mijn vingers te stimuleren te strekken in plaats van dat ze steeds verkrampen. Het gaat heel langzaam, maar ik ga vooruit. Daarnaast ben ik proefpersoon voor een nieuwe voetorthese, waarmee ik hopelijk straks beter kan lopen. Aan al deze dingen bij elkaar heb ik al bijna een dagtaak.’
‘Het bijzondere is dat ik sinds ik eigenlijk pas goed besef dat ik mijn oude leven niet meer terugkrijg, ook ruimte voel om te denken aan nieuwe mogelijkheden. Ik wil mij gaan richten op wat ik nog wel kan. En mezelf de vraag stellen: “Wat heb ik te bieden” in plaats van “wie kan mij iets bieden?” Ik heb veel ideeën, ook over revalidatie. Waarom bijvoorbeeld niet bij ergotherapie revalidanten soep laten maken die vervolgens door revalidanten en medewerkers wordt opgegeten? Nu wordt het aangeleverd of door koks gemaakt, terwijl je de bereiding juist onderdeel van de therapie kunt laten zijn. Het lijkt iets kleins, maar het effect is groot. Revalidanten oefenen hun fijne motoriek door de voorbereiding van de soep en het resultaat van hun inzet wordt vervolgens optimaal gebruikt. De therapie zou je dan door één therapeut met meerdere revalidanten tegelijk kunnen laten doen en kan dan ook langer duren dan het vaste half uur per revalidant. Mooi toch!’
‘De impact van een herseninfarct is groot. Voor degene die het treft, maar zeker ook voor de partner. Het leven van Nanna is net zo goed veranderd. Ongevraagd is zij ineens gebombardeerd tot mantelzorger. Zonder haar zou ik me geen raad weten. Zij zorgt dat alles doorgaat en dat ik mijn plannen kan doorzetten. Ook heeft ze gezorgd dat ons huis, dat een bouwput was toen ik ziek werd, is afgebouwd met hulp van anderen. Op dit moment is ze bezig ons verhaal op te schrijven in een boek met daarin ook aandacht voor haar rol als mantelzorger. Dit wordt vaak onderbelicht, maar is juist zo belangrijk. Want een herseninfarct overkomt je niet alleen, maar treft je beiden!’