Het revalidatieregister van Revalidatie Nederland en de Vereniging van Revalidatieartsen wordt een bron van informatie om de zorg te verbeteren. Slim en efficiënt gevuld met data uit bestaande registraties. Revalidatiearts en bestuurder Paulien Goossens legt uit waarom het registreren van patiëntgroepen een essentiële aanvulling is. ‘Dan hebben we alle gegevens voor een goede kwaliteitsbenchmark compleet.’
Paulien, waarom ben jij zo enthousiast over het toevoegen van patiëntgroepen aan het revalidatieregister?
‘Mijn enthousiasme zit in het gesprek dat we straks met elkaar kunnen voeren, door alle informatie die beschikbaar komt. Voor patiënten met hersenletsel is de indeling in patiëntgroepen al klaar. Ik merk dat die heel mooi aansluit op de dagelijkse praktijk, op hoe wij als revalidatieartsen over onze patiënten praten. Door patiëntgroepen aan andere data te koppelen kun je behandeluitkomsten prachtig onderling vergelijken. Wanneer een organisatie bijvoorbeeld gemiddeld hoger scoort op de Bhartel index, maar wel een kortere behandelduur heeft, hoe komt dat dan? En vooral, wat kun je van elkaar leren?’
Is die extra registratie echt nodig? Kunnen we de diagnosegroepen of verrichtingencodes daar niet voor gebruiken?
‘Om uitkomsten te vergelijken zoek je patiëntgroepen met vergelijkbare problematiek. Diagnosecodes zeggen vaak te weinig over het probleem dat iemand heeft en verrichtingen zeggen iets over het proces, maar niet over de onderliggende problematiek. Ik vind het model van Donabedian daarin altijd verhelderend. Doelgroep, proces, structuur en uitkomst trek je in dit kwaliteitsmodel uit elkaar. Dat is ook de reden waarom het project met de behandelmodules niet goed heeft uitgepakt. Die modules waren een mengelmoes van patiëntgroepen en procesbeschrijvingen. Nu gaan we het goed doen.’
De patiëntgroepen zijn eigenlijk het nog ontbrekende puzzelstukje?
‘Klopt, door de registratie van patiëntgroepen weet je straks dat je collega in Groningen het over dezelfde groep patiënten heeft als jij in Maastricht. Het mooie is dat we al veel registreren. Denk bijvoorbeeld aan de behandelinzet, behandelduur en ontslagbestemming. Al die dingen kunnen we na het vaststellen van patiëntgroepen direct vergelijken. Over de individuele patiënt zegt het natuurlijk niets, maar het gaat ons enorm veel informatie geven over groepen patiënten die we allemaal herkennen.’
Zijn er voorbeelden waar dit al goed werkt?
‘Zelf ben ik erg enthousiast over wat ik in Zweedse ziekenhuizen zag. De uitkomsten van reanimaties worden daar open met elkaar gedeeld en besproken. Zo kwamen ze er bijvoorbeeld achter dat de verdeling van de ambulanceposten invloed had op sterfte na reanimatie. Nu hebben ze de ambulanceposten anders verspreid en zijn de sterftecijfers vrijwel gelijkgetrokken. Dat is wat een goed gesprek kan opleveren. De Nederlandse Kankerregistratie is ook een mooi voorbeeld. Daar zijn al veel kwaliteitsverbeteringen uit voortgekomen.’
Maak je je geen zorgen om extra registratielast?
‘Nee, de registratielast is in de opzet die we nu kiezen minimaal. Je moet wel zorgen dat de patiëntgroepen aansluiten bij de praktijk en niet te klein en precies worden. We maken bovendien zoveel mogelijk gebruik van gegevens die je toch al invoert. Het uitgangspunt is dat je uit de beantwoording van maximaal drie korte, extra vragen een patiëntgroep afleidt.’
Voor mensen met hersenletsel zijn al patiëntgroepen vastgesteld. Je was daarbij betrokken, hoe hebben jullie dat aangepakt?
‘We hebben ons vooral afgevraagd wat een logische indeling is voor de behandelend arts. Zo kwamen we op drie belangrijke probleemgebieden: communicatie, cognitie en motoriek. Die indeling, en alle combinaties daarvan, hebben we voor kinderen en volwassenen aangehouden. De groep ‘overige diagnosen’ is daar nog aan toegevoegd, voor patiënten die buiten de indeling vallen. Toen we het voorlegden aan collega’s zei iemand: “Als je me ’s nachts wakker maakt en naar de belangrijkste kenmerken vraagt, dan zijn het deze”. Dat is precies wat je wil. Testen wezen uit dat de indeling ook in data-analyses goed werkt. Al met al was het snel geregeld.’
Tot slot, wat is jouw toekomstdroom met patiëntgroepen in het revalidatieregister?
‘Ik weet dat sommige collega’s denken: het draait uiteindelijk toch om de centen, of: misschien mislukt het weer. Maar dit gebruiken we niet om te declareren, het wordt een kwaliteitsinstrument. Dankzij patiëntgroepen kunnen we onze werkwijze en de uitkomst van behandelingen eindelijk goed vergelijken. Weten dat je het over patiënten met dezelfde kenmerken hebt, dat is cruciaal. We kunnen daar ook mooie wetenschappelijke studies mee opzetten. Maar ik droom vooral van de gesprekken die we samen gaan voeren. Om van elkaar te leren en onze behandelingen nog beter te maken.’
Kijk voor meer informatie over het project Revalidatieregister op onze overzichtspagina.
Tekst: Eveline van Herwaarden
Fotografie: Dennis Vloedmans