Voor veel revalidatieartsen is het initiëren van orthopedische schoenen onderdeel van de werkzaamheden. Afgelopen jaar ontving de Commissie Hulpmiddelen van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) steeds vaker signalen over problemen bij het voorschrijven van orthopedisch schoeisel en vergoeden ervan door de zorgverzekeraars. Dit was aanleiding voor het uitzetten van een vragenlijst onder leden van de VRA. De uitkomsten bevestigen het zorgelijke beeld. Maar liefst 60% van de respondenten ervaart problemen bij het voorschrijven van een adequate schoentechnische voorziening. Zorgverzekeraars lijken steeds meer op de stoel van de revalidatiearts te gaan zitten.
De meeste klachten die de Commissie Hulpmiddelen van de VRA signaleert gaan over het afwijzen van (semi) orthopedische schoenen door de zorgverzekeraar op basis van kosten en zonder inhoudelijke argumenten. Maar ook passen zorgverzekeraars soms eenzijdig de voorwaarden aan, zoals de vervangingstermijn. Daarnaast gingen kleinere orthopedische schoenmakerijen op in grotere internationale orthopedische instrumentmakerijen
Enquête
Bovenstaande was aanleiding tot het uitzetten van een enquête, om collega-revalidatieartsen te bevragen over hun ervaringen met het voorschrijven van (semi) orthopedisch schoeisel en zo een duidelijker beeld te krijgen van de problemen. De enquête heeft van november 2023 tot en met januari 2024 online gestaan en werd via een nieuwsbrief verspreid bij de achterban. Er kwamen 46 reacties op de enquête (zo’n 5% van de ingeschreven revalidatieartsen).
Resultaten enquête
Wat betreft orthopedisch schoeisel (type OSA, de volledige maatwerk schoen) rapporteerde 30% van de respondenten problemen bij het voorschrijven. Het meest genoemde obstakel was de uitgebreide onderbouwing die gevraagd wordt, of zelfs afwijzing, omdat de zorgverzekeraar zich blijft afvragen of confectie of type OSB (semi-orthopedische schoen) ook geen optie is. De soms uitgebreide inspanningen die revalidatiearts en schoenmaker dan moeten steken in een onderbouwing of bezwaar worden als tijdrovend en frustrerend ervaren. Bij OSA’s is bij sommige verzekeraars de afgelopen tijd tevens de termijn voor vervanging verlengd.
Over de vergoeding van semi-orthopedisch schoeisel (OSB) ervoer 35% van de respondenten problemen met de vergoeding. De problemen die het meest genoemd werden, waren 1) dat de verzekering niet vergoedt en de communicatie over de afwijzing moeizaam verloopt, 2) dat er in combinatie met een EVO geen semi orthopedisch schoeisel wordt vergoed en 3) dat de termijnen voor vernieuwing van schoeisel zijn verlengd.
De grootste problemen worden echter ervaren bij het voorschrijven van een adequate schoentechnische voorziening zoals een VLOS (voorlopige orthopedische schoen ofwel tijdelijk aangepaste schoen), een OVAC (orthopedische voorziening aan confectieschoen, zoals ophoging) of proefschoenen, verklaart 60% van de respondenten. Hier valt het collega’s op dat de voorwaarden van verzekeraars variëren, hetgeen in de wachtkamer tot verschillen tussen patiënten leidt in wat wel of niet vergoed wordt. Ook zien collega’s dat de betaalbaarheid van deze voorzieningen voor patiënten in het gedrang komt, met name de wettelijke eigen bijdrage voor inlegzolen van kinderen wordt hierbij als obstakel genoemd. Het wordt steeds lastiger voor revalidatieartsen om een VLOS voor te schrijven ter preventie van nieuwe wonden, wat weer leidt tot toename van ziektelast bij patiënten met door sensibiliteitstoornissen kwetsbare voeten. Ook noemt 15% van de respondenten dat de proefschoen helemaal niet meer wordt vergoed, en dat deze wordt gemist bij complexe neurologische patiënten, waarbij het moeilijk is hen passend en adequaat te beschoeien.
Concluderend ervaart een deel van de revalidatieartsen dat de zorgverzekeraar steeds meer op hun stoel gaat zitten. De Commissie Hulpmiddelen van de VRA zal de antwoorden en opmerkingen uit de enquête meenemen in gesprekken met de brancheorganisatie, het VRA bestuur en Beroepsbelangencommissie (BBC), om samen te kijken hoe nog efficiënter kan worden samengewerkt en bovenstaande frustraties en communicatieproblemen voorkomen kunnen worden. Voorliggend doel is uiteraard inhoudelijk passende en adequate voorziening voor de patiënt, maar ook het borgen van de inhoudelijke waarde die gehecht wordt aan de indicatiestelling door de revalidatiearts.