Interview over wetenschap toen en nu
Interview
Op 17 december 2024 sprak ik Corry van der Sluis en Nienke Kerver over wetenschap. Corry promoveerde in 1998, Nienke 25 jaar later. Ter ere van het VRA Lustrum kijken we terug op een kwarteeuw wetenschap binnen de revalidatiegeneeskunde. En we werpen met deze twee bevlogen artsen en onderzoekers een blik op de toekomst.
Auteur
DR. J.A. ( JANNEKE) HAISMA
Revalidatiearts Reade, Amsterdam
Fotograaf
REYER BOXEM

Corry van der Sluis
werkt als revalidatiearts in het UMCG. Zij is hoogleraar revalidatiegeneeskunde, en opleider van toekomstige revalidatieartsen. Haar aandachtsgebied is aandoeningen van de bovenste extremiteit, waaronder amputaties en reductiedefecten. Zij promoveerde in 1998 met Outcomes of Major Trauma. In 2011 werd zij benoemd tot hoogleraar; haar oratie had de titel Handen in beeld.

Nienke Kerver
werkt op dit moment als aios bij het UMCG/Revalidatie Friesland. Zij studeerde bewegingswetenschappen en daarna geneeskunde. Na haar studie startte zij een PhD-traject in het UMCG. Zij rondde dit in 2024 af met het proefschrift The effectiveness and cost-effectiveness of upper limb prostheses.
De promoties op het gebied van revalidatiegeneeskunde houdt de VRA sinds 2016 bij.* Bijna 1 op de 5 van de ‘gewone’ leden van de VRA is gepromoveerd. Dit geldt voor 1 op de 8 aiossen revalidatiegeneeskunde. Wat doen deze gepromoveerde artsen met hun ervaring?
Nienke: ‘Ik loop stage op de polikliniek van het UMCG en heb één onderzoeksdag per twee weken. Vorig jaar was ik druk bezig met mijn promotie, daarna kwam de presentatie voor de PhD Award op het DCRM. Momenteel schrijf ik een artikel en zit ik in de organisatie van een wetenschappelijk congres.’ Nienke heeft een zoontje van acht maanden. Opleiding, onderzoek, thuis: veel ballen om hoog te houden. Ze vervolgt: ‘Ik ben blij met de keuze dat ik destijds onderzoek ben gaan doen. In de toekomst wil ik mijn artsenwerk combineren met weer meer onderzoek.’
Corry: ‘Wij stimuleren de aiossen, zeker degenen die geïnteresseerd zijn in wetenschap, om een ‘leveltje’ hoger te gaan. Zij krijgen dan wat andere taken, minder uitvoerend en meer overstijgend. We stellen aiossen ook in de gelegenheid nog liggende artikelen af te ronden in hun onderzoekstijd.’
Onderzoek in de jaren 90
Corry: ‘Hoe was dat ook maar weer? We hadden wel een computer, maar geen e-mail. Als ik een artikel gereed had, dan verstuurde ik dat per fax. En als ik figuren daarbij had, moest ik daar foto’s van laten maken door de fotograaf van het UMCG. Vijf kopietjes daarvan stuurde ik op per post. Als ik een presentatie moest maken, dan gebruikte ik dia’s….; dia’s uit een doosje halen, dan op de goede volgorde, en op de kop, in een cassette zetten. Het was zéker arbeidsintensief, maar we hadden daarentegen geen e-mail of portfolio om bij te houden.’
Punten halen
Hora Finita is het online registratiesysteem voor promovendi; alle processen die te maken hebben met de promotie, van de eerste registratie tot het indienen van het proefschrift, lopen via dit systeem. Nienke: ‘Dit is weer een extra portfolio. Hierin wordt informatie over bijvoorbeeld je onderzoeksplan verzameld, en er staan evaluatiegesprekken in. Je moet een bepaald aantal punten halen om het certificaat van het Research Instituut te krijgen. Je kunt cursussen volgen, een artikel reviewen of bijvoorbeeld studenten begeleiden om punten bij elkaar te sprokkelen. Via dit systeem dien je ook je thesis uiteindelijk in bij de leescommissie.’
Corry: ‘Wij hoefden geen punten te halen. Ik heb één cursus epidemiologie gedaan op Schiermonnikoog. Die was wel leuk, en ook nuttig moet ik zeggen. Nu zit er meer een opleidingsaspect aan een PhD-traject, en dat was toen niet zo. Toen ik startte met onderzoek werd nog weinig aan onderzoek gedaan. Daarom wil ik een lans breken voor mijn opleider Willem Eisma (de in 2023 overleden hoogleraar revalidatiegeneeskunde), die zelf geen onderzoeker was, maar wel de waarde ervan inzag. Hij had wel in de gaten dat als we ons vak verder wilden brengen, we ook aan onderzoek moesten doen. Hij gaf ons daarom de tijd hiervoor, een halve dag in de week. Ik denk dat dat destijds niet overal het geval was.’ Daarnaast was Willem Eisma één van degenen die de VRA-SGO cursussen (SGO: Stimuleringsprogramma Gezondheidsonderzoek) vorm heeft gegeven. Dit programma begon met het opleiden van drie revalidatieartsen tot klinisch senior-onderzoeker. Het programma werd daarna, in verkorte vorm, opengesteld voor revalidatieartsen en revalidatieartsen in opleiding. Velen hebben deze zesweekse cursus revalidatieonderzoek gevolgd. ‘Dit heeft het onderzoek binnen de revalidatie een enorme stimulans gegeven.’

Vousvoyeren
Corry: ‘Professor Eisma, was professor Eisma. Niet Willem. Toen ik klaar was met de opleiding zei hij op een gegeven moment dat ik Willem mocht zeggen. Dat werd dan expliciet benoemd. Dat hoorde er toen bij, daar zette je geen vraagtekens bij.’
Nienke: ‘Ik moet terugdenken aan een omgekeerde situatie. Ik begon als PhD-student, en ik sprak jou alleen maar aan met ‘u’. Jij zei na een tijdje dat ik je moest trakteren als ik weer een keer ‘u’ tegen je zei.’
Klinische relevantie
Corry: ‘De impactfactor; daar werden we voorheen op afgerekend. Per jaar moesten we minstens drie artikelen in het eerste kwartiel hebben om principal investigator te zijn. Dus drie Q1 artikelen. Op een gegeven moment is dat weer verlaten. We kunnen nu publiceren in alle journals. Nu moeten we meer aantonen wat de societal relevance is. Bijvoorbeeld publicaties in bladen van patiëntenorganisaties, of een deelname aan een radio- of televisie-uitzending. Ik was bijvoorbeeld recent te horen bij ‘Opsporing Verzocht’ van de NPO.’
Spin-off onderzoek
Wat is leuk aan het doen van onderzoek? Corry: ‘Ik houd van dingen nazoeken, en ik houd ook van schrijven. Onderzoek heeft veel spin-off. Het is een andere wereld dan de opleidingswereld of de patiëntenzorgwereld, waardoor je met andere mensen in contact komt. Dit vind ik stimulerend. Je gaat naar congressen, geeft presentaties, wordt uitgenodigd voor (werk)colleges. Ik ben tijdens mijn opleidingstijd een aantal maanden naar Canada geweest en heb daar onderzoek gedaan. Het heeft mij veel gebracht, het onderzoek doen.’
Het PhD-traject heeft Nienke ook geen windeieren gelegd. Nienke: ‘Ja, ik heb de Wetenschap Talent Award van de VRA gewonnen, uitgereikt op het Colloquium afgelopen jaar. Ik was ook genomineerd voor TESC Award (red.: eenmaal per twee jaar mag de VRA een kandidaat nomineren voor deze Europese prijs voor de beste wetenschappelijke prestatie). Helaas kon ik voor het geven van de presentatie toen niet naar Slovenië (ESPRM) wegens de uitgerekende datum. Dit jaar heb ik op het DCRM mijn hele thesis mogen presenteren voor de PhD Award.’ Corry: ‘Nienke heeft het héél goed gedaan’. In Corry’s tijd was er de Livit Trofee, die zij in 1995 heeft gewonnen; deze werd dat jaar uitgereikt in ’t Spant in Bussum.
Nienke: ‘Tijdens presentaties en ook daarna kreeg ik veel leuke reacties van mensen. Ik vind het leuk om discussies te voeren, en ideeën uit te wisselen. Ook tijdens de Journal Club, waar we problemen wat meer uitdiepen, kritisch artikelen lezen, presentaties voor congressen oefenen, en elkaar feedback geven. Ik zit nu in de commissie voor de organisatie van het TIPS congres (red.: ISPO-NL en ISPO-UK organiseerden gezamenlijk het Trent International Prosthetics Symposium). Internationale onderzoekers hebben mij benaderd of ik daarin wilde voor de wat meer klinische blik. Het veld van de arm- en handprothese onderzoekswereld is niet groot. Mensen weten mij ook steeds beter te vinden voor informatie over de Keuzehulp.’ Nienke ontwikkelde tijdens haar onderzoek een Keuzehulp, een digitale vragenlijst die patiënten kan informeren, en de besluitvorming over het gebruik van een handprothese of -hulpmiddel kan ondersteunen.
Hoogtepunten
Voor Nienke was de dag van de promotie zelf hét hoogtepunt, de kroon op haar werk: ‘Een afsluiting van de hele periode waar je hard voor hebt gewerkt. Ik vond het bijzonder dat naast je collega’s ook de familie en vrienden er allemaal waren.’
Corry: ‘We doen steeds meer onderzoek waar patiënten iets aan hebben, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Keuzehulp. Een hoogtepunt is dus dat je klinisch dan iets kan betekenen. Ik ben hoogleraar geworden; dat was een persoonlijk hoogtepunt. Het binnenhalen van (grote) subsidies waren ook positieve punten.’
Aiossen met koudwatervrees vinden
onderzoek vaak toch wel leuk’
Niet alleen wetenschap
Tijdens de opleiding is verdieping in de wetenschap niet meer vanzelfsprekend. Nadat een basis is gelegd, kan verdieping niet alleen op wetenschappelijk gebied, maar ook op het gebied van leidinggeven of onderwijs worden gezocht.
Corry: ‘Ik sta hier een beetje ambivalent in. Aan de ene kant denk ik: dat is helemaal prima, hierdoor krijg je meer diversiteit in onderwerpen en sluit het meer aan bij interessegebieden van de aiossen. Dat is belangrijk, want dan ga je er meer voor. Maar voor ons vakgebied is het voor onze aiossen belangrijk om een wetenschappelijke basis te hebben. Het is goed voor de innovatie van je vak. En ook voor de revalidatiearts is het goed om te leren hoe je onderzoeksresultaten moet interpreteren vóór het toepassen in de praktijk. Dat moet je wel leren, hoe je dat moet doen. Zonder goede wetenschappelijke achtergrond is dat lastig.’
Nienke vindt het wel goed dat anderen zich richten op generieke activiteiten zoals medisch leiderschap, meelopen met het bestuur van het Centrum voor Revalidatie. Nienke: ‘Sommige dingen liggen iets minder in mijn interessegebied, dus is het fijn als iemand anders dat wil doen. Ook om die opgedane ervaring in de toekomst toe te gaan passen. Een soort basis in de wetenschap is wel goed. Het zou leuk zijn als meer mensen enthousiast waren voor onderzoek, maar je kan het niet afdwingen. Aiossen hebben soms wat koudwatervrees; initieel denken ze dat is niks voor mij, maar als ze ermee bezig zijn, vinden ze het vaak heel leuk.’
Toekomst van de wetenschap
Nienke: ‘Ik gun de aiossen en jonge klaren dat ze kunnen onderzoeken of ze interesse hebben in wetenschap met daarbij goede begeleiding. Goede begeleiders zijn mensen die kritisch met je meedenken. Je hebt mensen nodig die je helpen, zodat je het goed doet en er een positief gevoel aan overhoudt.’
Corry: ‘Nienke heeft het goed verwoord. Aiossen die iets doen wat ze leuk vinden, die gaan ervoor, en dat gun ik ze. Inzicht in wetenschap gun ik ze ook, omdat daarmee ook de uitvoering van ons vak interessanter wordt.’