Een reis door de revalidatiegeneeskunde en de generaties onderweg
Op vrijdag 11 april 2025 vieren wij het 70-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) met het thema ‘Back tot he Future’.
Auteurs
B. (BEN) DRENTJE, (BOOMER)
Revalidatiearts np
W.X.M. (WILLEMIJN) FABER, (GEN. X)
Revalidatiearts Heliomare
M.D.B. (MAITE) JANSSENS, (MILLENIAL)
Arts in opleiding tot revalidatiearts, OOR Oost Nederland
MEDE NAMENS DE LUSTRUMCOMMISSIE 2025

Het thema Back to the Future suggereert dat we voornamelijk een blik op de toekomst willen werpen, dat we willen vooruitkijken. Echter een blik op de toekomst impliceert op z’n minst een terugblik en zeker een pas op de plaats om de voorwaarden voor een gezamenlijk vertrekpunt te kunnen benoemen. Een zo verkregen ‘reis door de revalidatiegeneeskunde’ zal zeker stilstaan bij de invloed van verschillende generaties die momenteel werkzaam zijn, gewerkt hebben en zullen gaan werken.
Generaties
Generatieverschillen? Een generatiekloof? Of zelfs -conflict? Was dat ooit zo’n item? De spanningen worden nogal eens toegeschreven aan de invloed van het verschil in denken van de verschillende generaties die op een afdeling kunnen werken. Ook worden we overladen met beschrijvingen in dag- en weekbladen (áls die nog worden gelezen) en de social media. Als voorbeeld: in het dagblad Trouw heeft Jessica Kuitenbrouwer een vaste column die bijna altijd over dit thema gaat.
Wat zijn dan die verschillende generaties en waardoor wordt hun verschil in denken beïnvloed?
De oudere ‘(baby)boomers’ zijn nu zo langzamerhand wel uitgewerkt maar hebben op de werkvloer nog veel invloed op de volgende generaties: gen X, en gen Y (de millenials). Vele a(n)iossen behoren tot de jongere millenials (‘zillenials’) als overgang naar de gen Z generatie, de studenten en coassistenten. Met name deze laatste generatie doet nu van zich spreken, terwijl voorheen vooral de babyboomers veel in de melk te brokkelen hadden (mede omdat het er zoveel waren).
Deze generaties hebben kenmerken die vooral worden bepaald door de tijdgeest: maatschappelijke veranderingen, genderverhoudingen, polarisering, geopolitieke onrust, dreigende oorlogen, klimaatproblematiek. Maar de belangrijkste verschillen zijn terug te voeren op de wijze waarop informatie tot ons komt, neem bijvoorbeeld binnen het onderwijs. En dat hangt weer samen met de mate van opgegroeid zijn met de stormachtige ontwikkelingen op dat gebied.
Argwaan is de gemeenschappelijke noemer. De ouderen hadden alleen het schrijfgerei, de drukpers, radio, telefoon en fax. De computer deed zijn intree. De mogelijkheden van het internet waren enerzijds uitdagend maar leverden tegelijkertijd argwaan op: de computer kon heel veel administratief werk aan, maar ging dat geen banen kosten? Later volgde de elektronische bedrijfsvoering en nog later elektronische statusvoering wat veel gewenning maar uiteindelijk ook gemak opleverde. En ook registratiedruk; opeens ontstond er wantrouwen bij allerlei zorg- en andere overheidsinstellingen jegens artsen en andere zorgverleners en moest er van alles worden geregistreerd.
‘Generaties leren van elkaar’
Er is ook wel sprake van enig dedain bij de jongere medewerkers jegens de ouderen die meer moeite hebben met de mogelijkheden van het internet en bijbehorende technologie die – naar het lijkt – in de genen zijn meegebakken. Voor ouderen is het internet een hulpmiddel, voor jongeren een basisvoorwaarde om überhaupt te kunnen communiceren of informatie te delen.
Nu is er opnieuw sprake van argwaan. We zijn nèt een beetje vertrouwd met ChatGPT, maar nog lang niet gewend aan de ontwikkelingen van algoritmes en Artificial Intelligence (AI). Zijn we onze banen wederom kwijt, sterker nog zijn we niet onze regie kwijt, wat doet het überhaupt met ons bestaan? Deze onzekerheid, in combinatie met andere zorgen – werkdruk, balans tussen werk en privé, samen je kinderen grootbrengen, maar ook social media, influencers en zoal – is een existentieel probleem dat vooral de jongere generaties treft en dus ook de jongere artsen en andere revalidatiemedewerkers. Existentiële problemen doen een aanslag op mentale gezondheid. Geen wonder dat het aantal burn-out gevallen hoog is. Deze problemen worden niet altijd even goed begrepen door de oudere generaties.
Er kunnen spanningen ontstaan op een afdeling waar verschillende generaties samenwerken. Het is daarom goed om eens binnen je afdeling te kijken wat de invloed van generatieverschillen zou kunnen zijn op verschillen in inzicht, visie op de hedendaagse praktijkvoering. Ga het gesprek hierover aan ten gunste van de onderlinge samenwerking en visieontwikkeling. Dit gesprek moet uitgaan van de kracht van iedere generatie. Wat hebben generaties elkaar te bieden? De kennis van de oudere generaties tegenover de digitale natives uit gen Z; hoe mooi en gelijkwaardig kan het zijn? Of hoe de jongeren in het algemeen beter de balans tussen werk en privé weten te hanteren, wat kunnen de ouderen daar niet van leren?
Hierover gaan we op het lustrumcongres zeker debatteren!

Pas op de plaats
Wat hadden we, wat hebben we, wat zijn we kwijt en wat moeten we vooral behouden?
We noemen vier grote verworvenheden in de ontwikkeling van de revalidatiegeneeskunde, namelijk het denken vanuit het perspectief van het functioneren in participatietermen, de gestructureerde opleiding, het niveau van het wetenschappelijk onderzoek en de cognitieve revalidatie.
Functioneren in termen van participatie
De oudere revalidatieartsen waren specialisten in het houdings- en bewegingsapparaat en de dynamiek van het bewegen zelf. Ze behandelden vooral (senso)motorische functiestoornissen. Bijvoorbeeld: na een beroerte werden vooral de bewegingsstoornissen behandeld middels fysiotherapie en ergotherapie en indien nodig met injecteerbare spasmolytica. Het waren de bewegingsspecialisten.
In de tachtiger jaren ontstond behoefte aan revalidatiemethodologie vanuit de verschillende functionaliteitsgebieden. Aldus werd het bekende SAMPC-model geboren. Na veel modificaties voelen alle generaties revalidatieartsen zich toch heel senang met het huidige ICF, een begrippenkader waarmee het functioneren in algemene zin en de beïnvloedende factoren kunnen worden beschreven en gemeten. Zo werd het ICF het vertrekpunt van MSR.
De gestructureerde opleiding
Aanvankelijk was de opleiding tot revalidatiearts min of meer voorbehouden aan generalisten, collega’s die bijvoorbeeld als huisarts al redelijk wat sporen verdiend hadden. Tegenwoordig zijn vooral de ervaren aniossen – al dan niet gepromoveerd of daarmee bezig – in trek.
In het verleden vond veel kennisverwerving en vaardighedenontwikkeling plaats door learning by doing en trial and error, door (niet altijd even consequente) supervisie en door de basiscursussen. Nu is het nieuwe en vooral praktische opleidingsplan BETER in Beweging (Beter 3.0) leidend, met als bouwstenen de EPA’s en de CanMeds competenties, de zogenaamde generieke activiteiten (leiding geven, actief bijdragen aan wetenschap, het verzorgen van onderwijs en supervisie), verdiepingsstages en gestructureerde kennisverwerving.
Het wetenschappelijk onderzoek
Het is duidelijk dat het wetenschappelijk onderzoek een enorme vooruitgang heeft geboekt; van een achterhoedegevecht naar voorlopers op dit gebied in Europese en zelfs in mondiale zin. We mogen trots zijn op het onnoemelijk aantal promoties en publicaties op het gebied van de revalidatiegeneeskunde of aanpalende vakgebieden. Kijk nog eens in de focusartikelen van de laatste jaren in het NTR; een genot om te lezen.
De cognitieve revalidatie
Zeventig jaar geleden bestond nog weinig belangstelling voor de cognitieve stoornissen bij hersenaandoeningen; hooguit in restoratieve zin waarvoor echter geen wetenschappelijke basis bestond. Nu is cognitieve revalidatie veel meer gericht op compensatiestrategieën vanuit cognitieve diagnostiek met bovendien aandacht voor de psychologische en emotionele gevolgen, alsmede de impact voor direct betrokkenen.
Natuurlijk zijn er veel meer belangrijke verworvenheden zoals de leidraden en richtlijnen, de zorgpaden, maar ook de chronische pijnrevalidatie en de oncologische revalidatie. En… het NTR.
Raakt er kennis verloren? Door vergaande specialistische ontwikkelingen zijn de generalisten onder ons aan het afnemen. In de ziekenhuisrevalidatie blijft er wel behoefte aan bestaan. Niet erg, mits er een goede samenwerking is van de generalisten enerzijds met de meer gespecialiseerde collega’s en de technologische nevenberoepen anderzijds. Maar toch, een aandachtspunt. Ook een aandachtspunt: efficiency van de leermethoden opdat er geen kennis verloren raakt bij het nastreven van een betere werk en privé balans.
Wat vooral behouden moet blijven is respect voor en vertrouwen in elkaar.

To the future
Van oorsprong zijn wij als gezegd bewegingsspecialisten met verstand van (senso)motorische stoornissen. Blijft dat zo, of is de kennis daaromtrent meer voorbehouden aan die collegae die zich met name bezighouden met loop- en bewegingsanalyse?
En hoe zal ons dienstverlenend vak zich ontwikkelen? Eerst moeten we kijken hoe een goede werk-privé balans kan worden nagestreefd voor een langere houdbaarheid van medewerkers.
We zullen ons telkens moeten richten op wat de ‘markt’ van ons vraagt. Voortdurend pro-actief profileren naar onze patiënten, maar ook naar onze ziekenhuiscollega’s; wat verwachten zij van ons, wat verwachten andere marktpartijen en stakeholders van ons? En wat verwachten wij van hen, hoe gaan we de samenwerking uitbouwen? Is voldoende bekend dat wij als enig specialisme het functioneren van de ‘Mensch’ in alle facetten en beïnvloedende factoren in kaart kunnen brengen en van daaruit efficiënte behandelplannen kunnen voorstellen?

Waar moeten we ons wetenschappelijk onderzoek vooral op richten? De innovatieve revalidatietechnologie zal vaker de samenwerking met revalidatiegeneeskunde aangaan, zie het interview met prof. Heike Vallery in het NTR 2021/2. Zal ons vak geleidelijk in innovatieve zin de technische kant opgaan in verband met de toenemende behoefte aan interactieve trainingsmethodieken, robotische ondersteuning en inplanteerbare technologie?De prothesiologie is ook een goed voorbeeld. De technische aspecten hebben ook wat dat betreft de laatste jaren een grote vlucht genomen.
En dan AI, hoe gaat dat zich ontwikkelen? AI, als voornaamste en grotendeels zelfstandig medium van verspreiding van informatie – maar ook van desinformatie. Lees eerst het focusnummer van het NTR over AI (2024/4) en lees vervolgens ook het boek Nexus vanYuval Noah Harari die het verband tussen macht en informatie uiteenzet. En hoe AI kan betekenen dat we geen grip meer hebben op verspreiding van onwaarheden en dystopische waanideeën.
Voorlopig tellen we onze zegeningen met het gebruik van AI derivaten. En kunnen we met een waakzaam oog genieten van de vele voordelen in de dagelijkse praktijkvoering en bij het wetenschappelijk onderzoek. En kan AI-robotica heel wat werkdruk van het zorgpersoneel doen afnemen.
Maar eerst, tijd voor het lustrum, tijd voor een mooi en boeiend debat dat vooral over de impact van generatieverschillen in het dagelijks werk zal gaan. Misschien komen er wel nieuwe inzichten naar voren, op weg naar het afsluitende feest; de Lustrumcommissie is benieuwd en kan haast niet wachten…

