Interview met Joep de Groot, voorzitter Raad van Bestuur Zorgverzekeraar CZ
De gezondheidszorg staat voor grote uitdagingen. The Lancet publiceerde in 2020 een studie van de World Health Organization (WHO) waarin berekend is dat een op de drie mensen wereldwijd op enig moment in het leven te maken krijgt met een chronische aandoening en zou kunnen profiteren van revalidatie. Echter, de zorgkosten stijgen en er is een tekort aan personeel. Hoe houden we de zorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar? Wat betekent dat voor de medisch specialistische revalidatiegeneeskunde (MSR)?
Auteur
DR. A. (ANKE) MEESTER
(Kinder)revalidatiearts n.p.
Waar moet de medisch specialistische revalidatie (MSR) zich op richten om de zorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar te houden? Iemand met een duidelijke visie hierover is Joep de Groot, sinds 2019 voorzitter van de Raad van Bestuur van CZ en daarnaast getrouwd met een revalidatiearts (Danielle Driessen), wat natuurlijk ook meehelpt om goed geïnformeerd te zijn over het vak revalidatiegeneeskunde. CZ is met 3,7 miljoen verzekerden de op twee na grootste zorgverzekeraar van Nederland. Hoe kijkt hij aan tegen de plaats en functie van de MSR binnen de gezondheidszorg? Anke Meester sprak met hem.
Wat vindt u van de conclusie van de WHO dat een op de drie mensen een chronische aandoening krijgt en in aanmerking zou kunnen komen voor revalidatie?
‘Daar ben ik het niet helemaal mee eens. De boodschap van de WHO is dat er heel veel mensen zijn met een chronische ziekte (de studie is gebaseerd op 25 diagnoses) en dat daar begeleiding voor nodig is. Dat staat buiten kijf, maar de conclusie dat dat revalidatie moet zijn vind ik wel wat kort door de bocht. Er is een complex van maatregelen nodig, maatschappelijk, (para-) medisch, sociaal, financieel. Revalidatie kan daar een onderdeel van zijn.’
Hoe ziet u de rol van de revalidatie en de MSR in het bijzonder?
‘Ik vind dat de MSR een voortrekkersrol zou kunnen nemen. Revalidatieartsen zijn absoluut hun collega’s ver vooruit in het denken vanuit het patiëntenperspectief, positieve gezondheid, shared decision making, eigen regie voor de patiënt, het betrekken van de omgeving bij de behandeling en het stellen van relevante doelen voor de patiënt. Ik vind dat revalidatieartsen heel goed zijn in ‘dienend leiderschap’ en dat bedoel ik positief. Ik heb daar groot respect voor. ik zou zeggen dat revalidatieartsen hun gedachtengoed nog veel meer mogen uitdragen. Dat zou een grote winst kunnen opleveren voor de gezondheidszorg als geheel. Waar ze overigens minder sterk in zijn is het proces van digitalisering, datamanagement en daarmee samenhangende transparantie. Dat is wat mij betreft nog wel een aandachtspunt.’
‘Revalidatieartsen zouden
hun gedachtengoed nog veel
meer mogen uitdragen; dat zou
een grote winst kunnen opleveren
voor de gezondheidszorg als geheel’
Denkt u dat de werkwijze van de MSR ook de kosten van de gezondheidszorg zou kunnen verlagen?
‘Dat zou zomaar kunnen maar is misschien niet mijn grootste zorg. Natuurlijk zijn de stijgende zorgkosten een aandachtspunt, maar waar ik vooral bezorgd over ben is de toegankelijkheid van de zorg. Op het moment werkt 1:6 werknemers in de zorg, als we niets doen wordt dat binnenkort 1:4. Zoveel mensen zijn er gewoonweg niet. Het bieden van passende zorg, toegankelijk en betaalbaar, is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Iedereen die in de zorg werkt moet zich daar voortdurend van bewust zijn. Kritisch kijken naar de indicatiestelling van de interventies en de tijdsduur van de behandelingen en nacontroles. Denk aan al die mensen die niet terecht kunnen terwijl anderen lang zorg krijgen waarvan we ons moeten afvragen of dit een optimalisatie is van gezondheidswinst. Ik weet dat er hard gewerkt wordt in de zorg en ik realiseer me wel dat het niet altijd eenvoudig is om de beperkingen van de zorg aan patiënten uit te leggen in de spreekkamersituatie, maar toch moeten we daar meer aandacht voor hebben. Een eerlijke verdeling van de schaarse middelen.’
Bent u een aanhanger van het utilisme of het egalitarisme?
‘Ik ben zeker voor het utilisme-beginsel: maatregelen waar zoveel mogelijk mensen van kunnen profiteren. Het egalitarisme: de patiënt krijgt alle mogelijke behandelingen, om die patiënt dezelfde kansen te geven als anderen, ongeacht de kosten, is gewoon niet op te brengen voor de gezondheidszorg en is niet realistisch.’
Vindt u dat de zorgverzekeraar daar een rol in moet spelen?
‘Ons uitgangspunt is echt dat de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar moet blijven voor iedereen die dat nodig heeft. Dat is de verantwoordelijkheid van zowel zorgprofessionals als verzekeraars. Ik zou ook willen pleiten voor meer samenwerking tussen de behandelaars en de zorgverzekeraars. Daar zijn we overigens ook al mee bezig. We stimuleren het opzetten van duurzame coalities. Daarin werkt CZ op een vernieuwende manier samen met zorginstellingen aan één gezamenlijk doel: het toekomstbestendig houden van de zorg.
Wat ik daarnaast vraag van alle artsen is reflectie. Kijk kritisch naar je handelen. Dat is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Ik weet dat er perverse financiële prikkels zijn in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld het financieringsmodel waarbij het geven van veel behandelingen financieel aantrekkelijk is. In de nieuwe samenwerkingsvormen staat het leveren van passende zorg en daarbij horende passende financiering dan ook centraal.’
‘Ik pleit voor meer samenwerking
tussen de behandelaars en
de zorgverzekeraars’
Wie betaalt bepaalt? Is dat in het belang van de kwaliteit van de zorg?
‘Dat is ook een kwestie van vertrouwen. Ik zie dat als een proces waar we in gezamenlijkheid aan moeten werken. Ik ken in het land diverse voorbeelden van dit soort samenwerkingsverbanden waar dat goed werkt. Ik denk dat de zorg zich goed moet realiseren dat de zorgverzekeraars geen winstoogmerk hebben. Wij zijn een onderlinge waarborgmaatschappij, zeg maar vereniging. Als er geld overblijft dan vloeit dat altijd terug naar de verzekerden in de vorm van een lagere premie (dan wel het niet verhogen van de premie) of wordt het geïnvesteerd in de zorg.’
Als er al sprake is van het opzetten van samen werkingsverbanden, is het Integraal Zorgakkoord (IZA) dan nog wel nodig?
‘Ja, zeker. Samenwerking in de zorg is een absolute voorwaarde om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden voor iedereen. In het IZA wordt die samenwerking verder uitgewerkt. De rol van de samenwerkingspartners wordt gedefinieerd en wat vooral belangrijk is: de sociaal-maatschappelijke factoren worden meegenomen en herkend als oorzaak van medische klachten. Ook de samenwerking tussen de eerste lijn en medisch specialisten wordt gefaciliteerd. Waar mogelijk moet de zorg overgedragen worden naar de eerste lijn. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de eerste lijn, huisartsen dus, daarvoor dan ook de nodige ondersteuning krijgen. Al die zaken moeten nader uitgewerkt worden. Maar het is een stap in de goede richting. Waarom geen hybride behandeling, de specialist werkt samen met de huisarts, heeft een consultfunctie in de huisartsenpraktijk: er zijn allerlei scenario’s denkbaar.’
Gaat dat helpen tegen het ‘hokjesdenken’? Ik denk dan natuurlijk vooral vanuit de MSR en aan de eerstelijns paramedische therapieën en de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en het vervolgtraject van de patiënt na de MSR
‘Dat ligt eraan wat je verstaat onder het ‘hokjesdenken’. Hokjes-denken heeft een functie als het gaat om het definiëren wat je wel en niet doet, waarvoor je wel en niet verwezen kunt worden naar een bepaalde instelling, specialist of dienst. Maar als het leidt tot rigide afschermen van het domein dat jij als het jouwe beschouwt, dan leidt het niet tot de passende zorg die we willen kunnen leveren aan de patiënt. In dat licht zou het IZA kunnen helpen, omdat het rigide denken ontmoedigd wordt en samenwerken gefaciliteerd. Revalidatieartsen zijn van oudsher specialisten in samenwerken en zijn in staat om over hun eigen grenzen heen te kijken. Ze zijn in staat om samen met de patiënt de juiste afwegingen te maken, niet alleen op medisch vlak, maar ook op het persoonlijke en maatschappelijke vlak en zo passende zorg te leveren. Dus ik denk dat revalidatieartsen – juist ook geholpen door het IZA – nog beter in staat worden gesteld om hun gedachtengoed uit te dragen. Waar de revalidatiearts aanloopt tegen belemmeringen bij het organiseren van de passende zorg voor de patiënt, kan het IZA ook helpen om die barrières te identificeren en daar oplossingen voor te vinden. Het kan een hulpmiddel zijn om zorginnovaties te realiseren.’
Zijn er andere landen met een goed georganiseerd gezondheidszorgsysteem die voor Nederland een voorbeeld zouden kunnen zijn?
‘Er zijn natuurlijk andere landen met een goede gezondheidszorg. Ik denk aan Denemarken en Israël. Maar de gezondheidszorg die een land heeft past ook bij de landsaard van de inwoners en de geschiedenis van het land. Zoiets ontwikkelt zich langzaam en volgt de behoeften van de inwoners. Dus wat goed werkt in het ene land is niet zomaar geschikt voor het andere land. Het systeem dat wij hier in de loop van vele jaren met zijn allen ontwikkeld hebben, past bij hoe wij zijn, maar het vereist wel doorontwikkeling.’
Als de patiënt door Samen Beslissen meer de regie krijgt over zijn behandeling, zou dat meewerken aan de verdeling van de schaarse middelen en het betaalbaar en toegankelijk houden van de zorg?
‘Onderzoek heeft aangetoond dat patiënten vrij conservatief zijn in hun keuzes bij Samen Beslissen. Ik ben er niet zo bang voor dat het consumentisme in de hand werkt. Niemand gaat voor zijn plezier naar het ziekenhuis of behandelaar. Ik denk dat het kritisch kijken naar nut en noodzaak meer gezocht moet worden binnen de beroepsgroepen zelf, waarmee ik dus – zoals eerder ook al gezegd – een dringend beroep doe op het reflecterend vermogen van de zorgprofessionals. Voor patiënten is het toch de kwaliteit van hun leven waar het uiteindelijk om gaat. Leven toevoegen aan dagen en niet dagen toevoegen aan leven.’
‘Neem het voortouw bij het ontwikkelen
van samenwerkingsverbanden binnen de
eigen regio en gebruik specifieke expertise op
het gebied van netwerkgeneeskunde’
Als het gaat om de toekomst van de MSR, welke aanbevelingen heeft u dan voor revalidatieartsen en bestuurders van revalidatie-instellingen?
‘In het IZA heeft regionaal samenwerken om passende zorg te leveren een belangrijke plaats ingenomen. Voor de indeling in regio’s zijn de huidige regio’s van de zorgkantoren aangewezen. Dus neem het voortouw bij het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden binnen je eigen regio op jullie vakgebied en gebruik jullie specifieke expertise op het gebied van netwerkgeneeskunde. En gebruik deze kans om je vakgebied beter op de kaart te zetten.’
Hoe vindt u het om geïnterviewd te worden voor het NTR?
‘Ik ken het NTR goed. Het ligt ook bij ons thuis en ik lees het altijd met veel belangstelling. Ik vind het een goed blad met een breed aanbod en een mooie mix van medisch inhoudelijke, wetenschappelijke en sociaal maatschappelijke artikelen. Ik werk dus graag mee aan dit interview.’