9 april 2025

Interview over opleiding, nu en toen

Interview

Op 4 december 2024 sprak ik Marc Nederhand en Lianne Pijnappels over de opleiding tot revalidatiearts. Marc werd 25 jaar geleden opgeleid en Lianne is nu vierdejaars aios. Ter ere van het VRA Lustrum, kijken we terug op een kwarteeuw opleiden. En we werpen met deze twee bevlogen artsen een blik op de toekomst.

Auteur
DRS. L. (LOES) SWAAN

Revalidatiearts Rijndam Revalidatie

Fotograaf
ROBBERT BRINK

Lianne Pijnappels

is vierdejaars aios in het Roessingh. Behalve in het revalidatiecentrum heeft zij stages gedaan in algemene ziekenhuizen in Almelo en in Enschede, en een academische stage in het UMC Groningen. Binnenkort begint zij aan een verdiepingsstage bij Revant in Breda, gericht op arm-handproblematiek en op loopvaardigheid en spasticiteit. Marc is haar hoofdopleider en in de praktijk wordt zij vooral begeleid door de andere opleiders, José Broeks en Meagen Renskers.

Marc Nederhand

werd opgeleid van 1995 tot 2003 als Agiko, dat wil zeggen dat hij tijdens de opleiding promotieonderzoek heeft gedaan. Net als Lianne heeft hij zijn opleiding gedaan in het Roessingh en daarnaast in het Medisch Spectrum Twente in Enschede. Zijn opleiders waren met name Gerrit Zilvold en Karel Maathuis. Na zijn opleiding heeft hij negen jaar in een klein streekziekenhuis in Winterswijk gewerkt en is daarna teruggegaan naar het Roessingh om daar opleider te worden.

Wat is je het meest bijgebleven van je opleiding, of wat denk je dat je het meest zal bijblijven?

Marc: ‘mijn opleiding was een leuke tijd! Met plezier in het werk en plezier met elkaar, we hadden een leuke aiosgroep en we ondernamen ook veel buiten het werk. Dat is een van de voordelen van Twente: veel aiossen kwamen uit andere delen van Nederland en verhuisden voor de opleiding. Zij hadden in Twente nog geen sociaal netwerk waardoor er veel sociale activiteiten georganiseerd werden. Er werd hard gewerkt, en anders dan nu met alle formele feedback ging het kennelijk goed als je geen klachten hoorde.’
Lianne: ‘ook ik heb een superleuke tijd, dat is niet veranderd. We krijgen nu veel begeleiding, zowel op de werkvloer als persoonlijk. Men denkt echt mee over je persoonlijke ontwikkeling, dat is fijn. De covidperiode was een zwarte bladzijde omdat we toen geen sociale activiteiten hadden. Ook nu hebben we een leuke aiosgroep, en samen met de supervisoren en teamleden dragen we dit centrum.’

Wat vond je goed aan je opleiding? En wat minder?

Lianne: ‘de structuur is goed, al dacht ik wel eens ‘al die EPA’s, wat moet ik ermee?’ Nu zie ik wel de voordelen, de EPA’s geven meer richting en ik weet wat er van me wordt verwacht. Wat ik minder vind: de prestatiedruk, en er wordt wel heel erg gekaderd en getoetst. We moeten daar niet in doorschieten.’
Marc: ‘de nadruk lag bij ons op het zien van zoveel mogelijk patiënten. Je moest verder veel zelf uitvinden, er was minder begeleiding dan nu. Ik wist niet zo goed wat er precies van me werd verwacht, er was minder focus. Doordat er minder structuur was, weet ik niet of ik iets heb gemist, misschien was ik aan het eind van de opleiding wel onbewust onbekwaam op bepaalde gebieden. Veel heb ik pas ná de opleiding geleerd, wat overigens niet erg is.’

Wat vind je goed aan de huidige manier van opleiden? En wat was vroeger misschien beter?

Marc: ‘het is zeker niet zo dat vroeger alles beter was! Er waren minder formele beoordelingsmomenten, je had meer vrijheid en minder productiedruk. Aandacht voor productie en andere bedrijfsmatige kanten van het vak hoort echter wel aan bod te komen in de opleiding, anders ben je als jonge klare niet goed voorbereid op de uitoefening van je vak. In onze huidige opleiding zit een duidelijke opbouw richting zelfstandigheid, ook in bedrijfsmatige kanten van het vak. De EPA’s zijn een soort onderlegger en prettig als handreiking, zowel voor de aiossen als voor de supervisor. Wel moeten we oppassen dat we niet overal een thermometer in willen stoppen. Er moet bij de beoordeling ook aandacht zijn voor algemene competenties zoals samenwerken en voor het ‘onderbuikgevoel’. Is deze aios een toekomstige collega? Dit onderbuikgevoel is minstens de helft van waar we naar kijken.’

‘We moeten oppassen dat we
niet overal een thermometer
in willen stoppen’

Lianne: ‘ik kan niet vergelijken met vroeger, maar vind het fijn dat er nu aandacht is voor je eigen leerstijl en hoe de opleiding daarop kan aansluiten. Wil je liever eerst meekijken of liever meteen voor de leeuwen gegooid worden? De nadruk op productie herken ik, bijvoorbeeld het sturen op de DBC-mandjes, het werkklimaat wordt hierdoor wel beïnvloed. De opnameduur in de kliniek is korter met een hogere turnover en natuurlijk spelen de bezuinigingen in de zorg in het algemeen ook een rol. Richting het einde van de opleiding wordt een hogere workload van je verwacht en dat is logisch, als je klaar bent met de opleiding moet je dat ook kunnen.’

Wat heb je gemist (of wat mis je nu) in je eigen opleiding?

Marc: ‘wat ik echt heb gemist is de voorbereiding op mijn rol als medisch specialist, bijvoorbeeld in een medische staf. Ik had géén idee hoe dat werkte, hoe de relatie is tussen medische staf, Raad van Bestuur en Raad van Toezicht. Het is echt van meerwaarde dat daar tegenwoordig wel aandacht voor is. Wat wordt mijn rol, waar liggen mijn verantwoordelijkheden, hoe werkt het krachtenveld waarbinnen ik werk? Daar had ik graag eerder wat over geleerd. Die verantwoordelijkheid hebben we nu ook formeel vanuit de AMS.’
Lianne: ‘ik kan daar nu nog niet goed over oordelen. Als oudste aios was ik recent bij een stafdag, dat was heel goed. Zo krijg je een kijkje in de keuken van de organisatie en management. Maar in de opleiding zijn als eerste toch de vakinhoudelijke kanten van belang, en later pas de vakoverstijgende. Ik had wel iets meer willen leren over management (waarop Marc aanvult: daar zijn mogelijkheden voor, als je dat wilt!).‘

Hoe zie je de rol van de opleider? Wat heb je geleerd van je eigen opleider?

Marc: ‘mijn eigen opleiders waren van een andere generatie, zeker Gerrit Zilvold, dat kan je niet vergelijken met nu. De rol als opleider was destijds veel beperkter, er werd meer overgelaten aan de supervisoren. Mijn eigen voornemen bij de start als opleider was om een rolmodel te zijn voor aiossen, om bij ze betrokken te zijn. Als opleider heb je bovendien de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de lokale inhoud, je kan thema’s die jij belangrijk vindt meer aandacht geven. Dat heb ik gedaan met bewegingsanalyse, mijn expertise, een van mijn hobby’s.’
Lianne: ‘ik vind het erg leuk om supervisie te geven aan jongerejaars aiossen, maar of ik in de toekomst zelf opleider wil worden dat weet ik nog niet.’

Welke invloed van maatschappelijke veranderingen zie je (of zag je) in de opleiding terug?

Lianne: ‘ik denk dat de problematiek van patiënten meer complex is geworden. Ze zijn ook mondiger en individualistischer en zich meer bewust van hun rechten. Verder is technische vooruitgang van belang; AI begint nu al een rol te spelen en dat zal nog veel meer worden!’
Marc: ‘patiënten leven langer met een chronische ziekte en overleven meer ernstige aandoeningen door betere behandeling, dat maakt uit voor de patiëntenpopulatie. En wij hadden nog geen dokter Google als collega! En de financiële aspecten zijn veel belangrijker geworden.’

‘Wij hadden nog geen dokter
Google als collega!’

Er zijn ook maatschappelijke veranderingen als het strikt naleven van de cao, parttime werken, veel verplichtingen buiten de werkplek waardoor minder aanwezigheid van aiossen op de werkplek. Hoe zien jullie dat?

Marc: ‘ik maak me wel eens zorgen over de exposure die een aios nu krijgt. Ze zijn inderdaad vaak afwezig, door compensatiedagen, onderzoeksdagen etc. Het is goed dat de nieuwe cao wordt nageleefd, in mijn opleidingstijd hadden we niet eens een cao geloof ik. Iets nieuws is het langere vaderschapsverlof: we waren er al aan gewend dat een vrouwelijke aios langere tijd afwezig was vanwege zwangerschapsverlof, nu kunnen de mannelijke aiossen zes weken verlof opnemen na de geboorte van hun kind. Als vader en grootvader juich ik dat wel toe, natuurlijk. Vanuit de bedrijfsvoering hebben we al jaren geleden geanticipeerd op mindere aanwezigheid van aiossen en dat hebben we goed geregeld met taakherschikking door de inzet van Physician Assistants en Verpleegkundig Specialisten. Al moeten we er wel aan wennen dat we nu als supervisoren soms zelf een voorwacht moeten doen!’
Lianne: ‘ja we zijn inderdaad vaker weg voor scholing of andere opleidingszaken, parttime werken of compensatiedagen. Vooral in het eerste jaar van de opleiding zijn er relatief veel cursusdagen. Het is soms worstelen hoe je je tijd zo efficiënt mogelijk inzet, hoe je voldoende leerrendement uit je stages haalt, en hoe je de werk-privébalans goed houdt. Bijvoorbeeld als je een jong gezin hebt kan het lastig zijn om alle ballen in de lucht te houden.’

Wat denk je dat er in de toekomst gaat veranderen in de opleiding? Wat denk je dat er nodig is?

Lianne: ‘er zal meer technologie komen, en AI wordt belangrijker, en je moet leren hoe je dat in je voordeel kan inzetten. Er komen misschien nog meer profielen, bijvoorbeeld gericht op technologische innovatie. En als er meer bijkomt in de opleiding, is de vraag: kan er dan ook wat af? Ik had nog best een jaar willen vastplakken aan de opleiding. Ik ben niet bang dat we te veel versmalling binnen de opleiding krijgen, ik verwacht wel dat we nog voldoende in de volle breedte worden opgeleid.’

‘Als er meer bijkomt in
de opleiding, is de vraag:
kan er dan ook wat af?’

Marc: ‘mogelijk gaat de profilering nog verder toenemen. En ja: de inzet van AI zal veel veranderen. Ik probeer het bij te houden, maar het is onvermijdelijk dat de jongere generatie het gaat overnemen als opleider om op dit soort ontwikkelingen aan te haken. Het zou kunnen dat het lastig wordt om in de opleiding alles in vier jaar aan bod te blijven laten komen. Ik zei al eerder dat je ook na je opleiding mag blijven leren. Misschien gaan we meer doen met fellowships, zoals nu al in de kinderrevalidatie gebeurt. Bijvoorbeeld neurorevalidatie, of dwarslaesie? Als een soort tussenfase tussen opleiding en medisch specialist.‘

Hebben jullie wensen, voor over 5 of 10 jaar?

Lianne: ‘de werk-privébalans, omdat nu al zoveel aiossen kampen met burn-outklachten. Voldoende ruimte voor een sociale agenda. Aandacht voor persoonlijke ontwikkeling.‘
Marc: ‘we zullen ons staande moeten zien te houden binnen een veranderend zorgsysteem en de wensen hoe jonge artsen hun leven willen vormgeven. Wat bij het opleiden in elk geval niet werkt is teruggrijpen op hoe het ooit was. Wat betekent ons systeem voor de huidige en de volgende generatie aiossen? De eisen zijn anders dan vroeger. Het is in de opleiding zoeken naar een evenwicht tussen meebewegen met die veranderingen maar soms ook terugduwen. Om burn-out te voorkomen zal er meer coaching/begeleiding nodig zijn; ook bij ons is er uitval geweest. Wat je altijd moet proberen te voorkomen is een wij-zij mentaliteit. Als opleider heb je een bijzondere plek, tussen aiossen en staf, je bent echt een spil in de organisatie. Ik ben nu 13 jaar opleider, en het mooiste vind ik om de ontwikkeling te volgen van een aios vanaf de eerste stap binnen je centrum tot aan de eindstreep (het vroegere C-formulier), en het is nog mooier om de ontwikkeling daarna te blijven volgen, zoals met voormalige aiossen die nu zelf opleider zijn geworden. Wat geeft dat een voldoening. Voor mij komt in de komende jaren het moment dat ik deze mooie functie kan gaan overdragen aan die nieuwe generatie.’