Pro & Contra
In deze rubriek wordt een stelling voorgelegd aan twee deskundigen. Dit keer gaat het om de vraag waar en wie zich het beste kan bezighouden met wetenschappelijk onderzoek. Het revalidatieonderzoek is erg versnipperd. Zou dit meer geconcentreerd moeten worden rond de academische kernen? Of is de patiëntenzorg in de periferie juist een goede voedingsbodem om onderzoek te doen en ervaringen te gebruiken? Sander Geurts, hoogleraar en afdelingshoofd revalidatiegeneeskunde in het Radboudumc en Jan Willem Meijer senior onderzoeker en medisch directeur bij Revant kruisen de degens over dit onderwerp.
DE STELLING:
Onderzoek, dat doe je in de academie!
Dr. Jan-Willem Meijer
Jan-Willem Meijer studeerde geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Van 1993 tot 1997 was hij in opleiding tot revalidatiearts in het circuit Groningen. Zijn promotie vond plaats in 2002 aan de Rijks Universiteit Groningen. Sinds 2009 werkt hij als revalidatiearts, senior onderzoeker en medisch directeur bij Revant, medisch specialistische revalidatie in West Brabant en Zeeland.
Prof. dr. Sander Geurts
Sander Geurts studeerde geneeskunde (1987) en promoveerde (1992) aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij werd in 1996 geregistreerd als revalidatiearts en in 2001 als klinisch epidemioloog-B. Sinds 2005 is hij hoogleraar-afdelingshoofd revalidatiegeneeskunde bij het Radboudumc en wetenschappelijk adviseur van de St Maartenskliniek. Hij is tevens principal investigator (> 2009) en principal lecturer (> 2011) in het Radboudumc.
Jan-Willem Meijer:
‘Geen wetenschappelijk onderzoek zonder perifeer revalidatiecentrum’
Wetenschappelijk onderzoek is voor mij geen doel op zich. Het is een middel om te komen tot de best mogelijke zorg voor onze patiënten door het toetsen van innovaties, vergroten van kennis en continue verbetering van de zorg. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek draagt bij aan de behoefte van continue verbetering en het scheppen van een leerklimaat in onze organisaties om deze zorg goed te kunnen bieden. Dat is uiteraard niet voorbehouden aan de academie. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in ’perifere’ revalidatiecentra levert hieraan zelfs een belangrijke bijdrage. Medewerkers leren kritisch te kijken naar hun handelen, oriënteren zich op wetenschappelijke literatuur, vertalen de bevindingen naar de dagelijkse praktijk en meten en analyseren de effecten van de revalidatie. Dit komt direct ten goede aan de patiëntenzorg en kan mits goed uitgevoerd gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld in de onderbouwing van de effectiviteit van onze programma´s. Dit is van belang om de zorg voortdurend te verbeteren en de doelmatigheid van de zorg te onderzoeken. Het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek stimuleert het leerklimaat in de revalidatiecentra en draagt in belangrijke mate bij aan de professionalisering, positionering en profilering van de medisch specialistische revalidatie. Daarom is het van belang dat in de revalidatiecentra geïnvesteerd wordt in toegepast wetenschappelijk onderzoek. Medewerkers wordt ruimte geboden om zich te ontwikkelen onder begeleiding van senior onderzoekers in een stimulerende leeromgeving. De combinatie van een aanstelling als behandelaar en wetenschappelijk onderzoeker verbindt de praktijk met het wetenschappelijk denken. De uitvoering daarvan en het regelmatig terugkoppelen van de voortgang en resultaten heeft een grote impact op de rest van de organisatie. Samenwerking met andere revalidatiecentra of academische centra kan hierbij zeer zinvol zijn. Zeker bij grote trials of fundamenteler onderzoek hebben de academische centra een grote rol. Het is echter wel belangrijk dat deelnemende revalidatiecentra, indien ze dat ambiëren en waarmaken, een actieve bijdrage kunnen hebben in de aansturing van het onderzoeksproject, de data-analyse en het publiceren, en niet alleen in de dataverzameling. Het revalidatiecentrum moet daarbij zorgen voor actieve deskundige inbreng in de onderzoeksgroep en goede facilitering. Voor de academische centra is het belangrijk om toegang te krijgen tot de revalidatiecentra, met grote potentiële onderzoekspopulaties en co-onderzoekers die de klinische praktijk kennen en klinisch relevante vragen kunnen formuleren. Dat zal ook de, in veel gevallen moeizame, implementatie van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek verbeteren.
Kortom, wetenschappelijk onderzoek is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling en profilering van de medisch specialistische revalidatiezorg. Daarin hebben de perifere revalidatiecentra een belangrijke rol middels eigen onderzoek en actieve betrokkenheid bij onderzoek vanuit de academische centra. Geen perifeer revalidatiecentrum zonder wetenschappelijk onderzoek, geen wetenschappelijk onderzoek zonder perifeer revalidatiecentrum is dan ook mijn stelling.
Sander Geurts:
‘Onderzoek, dat doe je met de academie!’
De stelling ‘Onderzoek, dat doe je in de academie!’ straalt een soort alleenrecht uit dat ik niet zou willen verdedigen. Integendeel! Goed wetenschappelijk onderzoek is juist het product van samenwerking tussen zorg- en kennisinstellingen, en tussen disciplines die elkaar in kennis en kunde aanvullen. Voor deze laatste stelling is abundant bewijs te vinden in de literatuur. De meest toonaangevende publicaties, die werkelijk grensverleggend zijn, zijn vaak het product van interdisciplinaire en multicenter samenwerking. Daarom is het opmerkelijk dat collega Meijer de nadruk legt op het belang van ‘eigen’ onderzoek in de revalidatiecentra (naast onderzoek in samenwerking met academische centra). Want wat is dan precies het belang van dit ‘eigen’ onderzoek? Hij benoemt vooral het creëren van een leerklimaat in de centra en de profilering van ons vakgebied. Maar kunnen beide doelen juist niet (nog) beter worden behaald in samenwerking met een of meer academische partners? Immers, waar anders staan leren en innovatie zo centraal als in een academische omgeving? En waar anders is kennis over deze processen zo uitgebreid aanwezig door de veelheid aan disciplines? En wat betreft de profilering van de revalidatiegeneeskunde, de feiten wijzen uit dat academisch ingebed onderzoek gemiddeld meer en betere publicaties oplevert dan onderzoek dat deze inbedding niet kent, en derhalve het meest doeltreffend én doelmatig is. Wie, die het beste voor heeft met ons prachtige vak, kan daar nu tegen zijn? Ook de veronderstelling dat goede onderzoeksvragen vooral uit de ‘periferie’ komen doet geen recht aan de klinische expertise van academisch specialisten, en al helemaal niet aan de expertise van niet-klinisch werkzame onderzoekers die vaak heel goede (of zelfs betere) onderzoeksvragen kunnen formuleren dan artsen of andere behandelaars.
Op grond van mijn ervaring denk ik dat de behoefte aan ‘eigen’ onderzoek in de revalidatiecentra vooral te maken heeft met twee zaken. Enerzijds wordt wetenschappelijk onderzoek vaak gezien als een bron van prestige, waarvan het fijn is dat je af en toe kunt zeggen: ‘Daarvoor hebben wij anderen niet nodig gehad’. Vanuit menselijk oogpunt begrijpelijk, maar vanuit wetenschappelijk en maatschappelijk oogpunt niet goed te verdedigen. Anderzijds leert de ervaring dat samenwerking tussen revalidatiecentra en academie vaak leidt tot publicaties (en andere vormen van ‘exposure’) waarin de centra zich onvoldoende herkennen. Daarmee heeft collega Meijer zeker een punt van aandacht. Overigens ligt de oorzaak daarvan niet altijd bij academici die onvoldoende denken aan (of plaats bieden voor) het meewerken aan een onderzoeksontwerp of –publicatie. Collegae in de centra denken soms al te gemakkelijk over de tijd en energie die in elke fase van het onderzoek van potentiële coauteurs mag worden verwacht. De tijden dat academisch werkzame specialisten een zee aan tijd hadden om onderzoek te doen zijn allang voorbij. Zij moeten vaak hard werken om onderzoekstijd te verdienen, daar waar de omstandigheden in sommige revalidatiecentra minstens zo gunstig lijken te zijn. Gebrek aan tijd hebben we dus allemaal, maar gelukkig geen gebrek aan energie! Laten we deze energie gebruiken om elkaar op te zoeken, onderzoekers van verschillende instellingen en van diverse disciplines, clinici en niet-clinici, om het beste wetenschappelijk onderzoek te doen dat mogelijk is. Dat is uiteindelijk optimaal voor ons vakgebied, onze patiënten en voor de maatschappij. Er is mijns inziens dus wél veel te zeggen voor de stelling ‘Onderzoek, dat doe je met de academie!’