Spotlight
Als ergotherapeut behandel ik jongeren met cognitieve klachten. Hun hulpvragen zijn meestal functiegericht. Na doorvragen ontdekken we vaak een diepere laag in hun hulpvraag. Een voorbeeld: een jongen wil zijn conditie verbeteren. Hij wil dit omdat hij na een schooldag te weinig energie heeft voor zijn voetbaltraining. De uiteindelijke hulpvraag is bijna altijd op participatieniveau. Maar wat omhelst participatie? En welke aspecten van participatie kunnen we tijdens de behandeling beïnvloeden?
Auteur
M. (MARTIJN) KOOIJ
Ergotherapeut Rijndam Revalidatie, afdeling Kinderrevalidatie; Masterstudent Klinische Gezondheidswetenschappen voor Zorgprofessionals Universiteit Utrecht; WKZ/UMCU
Met de komst van het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) model in 2001, kreeg participatie voor het eerst een plaats binnen het gevolgenmodel. Participatie wordt gedefinieerd als betrokkenheid in een dagelijkse situatie, maar deze definitie schiet tekort bij de behandeling van jongeren. De Australische ergotherapeute Christine Imms heeft systematisch gekeken naar participatie en relevante factoren bij kinderen. Het resulteerde in het artikel Participation, both a means and an end dat ik graag in de spotlight wil zetten. Met haar inzichten presenteert ze een nieuw model voor participatie bij kinderen: The family of Participation-Related Constructs model (fPRC-model).
Dit model beschrijft dat participatie bestaat uit aanwezig én betrokken zijn. Participatie kan worden beïnvloed door persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Tegelijkertijd kan participatie zelf ook invloed hebben op persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Het model benadrukt dat een positieve beweging tussen al deze factoren samen leidt tot betere participatie. Een voorbeeld: Een betere belasting/belastbaarheid van een jongere met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) kan bereiken dat de jongere weer energie heeft voor de voetbaltraining. Het leidt tot meer motorische uitdaging, maar ook tot meer (spel)plezier en betrokkenheid.
‘Een positieve beweging tussen
al deze factoren samen leidt tot
betere participatie
Het model van Imms geeft mij handvatten om relevante factoren mee te nemen tijdens het behandelen van jongeren met cognitieve klachten. Het vergroten van hun participatie kan bereikt worden door bijvoorbeeld strategietraining, vaardigheidstraining en/of omgevingsaanpassingen. Het is essentieel dat de zorgprofessional samen met de patiënt op zoek gaat naar positieve ervaringen en plezier. Om dit te bereiken is soms zelfs een stap terug nodig. Het terugvinden van plezier in een activiteit kan de start zijn van een positieve kettingreactie die uiteindelijk leidt tot een hogere mate van participatie.
‘Het is essentieel dat de
zorgprofessional samen met
de patiënt op zoek gaat naar
positieve ervaringen en plezier’
Literatuur
Imms C, Granlund M, Wilson PH, Steenbergen B, Rosenbaum PL, Gordon AM. Participation, both a means and an end: a conceptual analysis of processes and outcomes in childhood disability. Dev Med Child Neurol 2017;59(1):16-25.