Interview met Paulien Goossens, voorzitter VRA, en Martijn Klem, directeur Revalidatie Nederland
Interview
De doelgroep voor revalidatie neemt toe. Er zijn meer ouderen die met hun kwalen langer leven en minder mensen die werken. Dus zal de revalidatiegeneeskunde meer patiënten met minder medewerkers moeten bedienen. Dat vraagt om een sterkere ziekenhuisrevalidatie, vinden Martijn Klem, directeur Revalidatie Nederland, en Paulien Goossens, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA).
Auteur
T. (TIM) DE HULLU
Professioneel schrijver en biograaf
Fotograaf
JET VAN SCHIE
In het vorige nummer van dit magazine vroeg internist Marcel Levi zich af waarom revalidatieafdelingen altijd in de kelder van ziekenhuizen zitten. ‘Laat jezelf zien!’, was zijn oproep. ‘Weg met de bescheidenheid, weg met het beeld van de hulpspecialist. Want voor patiënten zijn revalidatiespecialisten misschien wel de belangrijkste specialisten’, aldus Levi. ‘Genezing is belangrijk, maar hun leven op een goede manier oppakken misschien nog wel meer.’
Is het de realiteit, het beeld dat Levi schetste? ‘Zeker’, beaamt VRA-voorzitter Paulien, tevens revalidatiearts in het Haaglanden Medisch Centrum (HMC). ‘Revalidatie zit weliswaar vaak in de buurt van de fysiotherapie en oefenzalen en die zitten vaak op de begane grond. Maar Levi heeft wel een punt over het belang van meer zichtbaarheid van revalidatieartsen in ziekenhuizen. De ziekenhuisrevalidatieartsen moeten zorgen voor zichtbaarheid van ons vak, bijvoorbeeld door deel te nemen aan multidisciplinaire teams met andere medisch specialisten. Want in revalidatiecentra zijn we behoorlijk onzichtbaar voor orgaanspecialisten.’
Medische staf
In het HMC is de vakgroep van Paulien lid van de medische staf van het HMC. ‘Best bijzonder, want we zijn gedetacheerd vanuit Basalt. We zijn ook goed zichtbaar op de klinische afdelingen, staan als vakgroep op de website, hebben een poliklinisch spreekuur in het ziekenhuis en maken deel uit van het piepersysteem. We zijn echt een gewone medisch specialist, in plaats van een hulpspecialist. We zien bijna alle patiënten waar een revalidatie-indicatie zou kunnen zijn. Denken mee over wat het beste vervolg is voor de patiënten, maar ook wat het beste beleid is tijdens de opname. Daarnaast hebben we tijdens de opname van een patiënt ook overleg met de ergotherapeuten, fysiotherapeuten, logopedisten, psychologen en maatschappelijk werk. Zo proberen we de revalidatie al in het ziekenhuis te laten starten.’
‘We horen vanaf dag één
betrokken te zijn; revalidatie is
geen nazorg’
Zichtbaar zijn
Voor klinische revalidatie vallen Paulien en haar collega’s terug op de hoofdlocaties van Basalt. Poliklinische revalidatie bieden ze zelf aan, in het HMC, onder de vlag van Basalt. ‘Door de heel korte lijnen met de medisch specialisten in het ziekenhuis kunnen we snel afstemmen over een patiënt. Dat werkt prettig’, vindt Paulien. ‘Voor ons als artsen, maar ook voor de patiënt is dat fijn. Ik durf dus wel te zeggen dat we hier goed zijn ingebed, maar dat is helaas niet overal het geval. Er zijn nog ziekenhuizen waar twee keer in de week twee uurtjes een revalidatiearts langskomt. Dan ben je niet zichtbaar en mis je heel veel patiënten.’ Zichtbaarheid, toegankelijkheid en vanuit gelijkwaardigheid samenwerken, vormen de essentie van ziekenhuisrevalidatie. Paulien: ‘Revalidatie is een behandeling, we horen vanaf dag één bij een proces betrokken te zijn. Revalidatie is geen nazorg.’
Inzet moet voldoende zijn
Hoe het bij het HMC is georganiseerd, is niet standaard voor Nederland. De inzet van revalidatieartsen is verschillend en varieert van een aantal uren consulten tot volledige vakgroepen met spreekuren en interdisciplinaire teams. Ook de inbedding verschilt per ziekenhuis. Inhuur vanuit een centrum, een ingebed revalidatiecentrum als volle dochter, hechte samenwerkingen met revalidatiecentra, een eigen staf zonder behandelmogelijkheden; je ziet alle variaties voorbijkomen. Volgens Martijn Klem, directeur van brancheorganisatie Revalidatie Nederland (RN), maakt de manier van organiseren niet veel uit. ‘Als de inzet maar voldoende is. Want laten we niet vergeten dat patiënten vaak heel tevreden zijn over de revalidatiezorg. Daar moeten we echt blij mee zijn. Die boodschap kunnen we in ziekenhuizen nog meer gaan uitdragen. Gelukkig hoeven we niet vanaf nul te beginnen. Onze meerwaarde wordt op steeds meer afdelingen gezien. Zo zie je inmiddels ook dat revalidatieartsen aan de afdeling neonatologie worden toegevoegd en dat de eerste revalidatiebehandelingen al op de intensive care (IC) beginnen. De manier van denken wordt anders: hoe kom je als patiënt hier straks uit? En daar spelen revalidatieartsen steeds meer een centrale rol in. Mijn indruk is dat er meer waardering komt voor revalidatieartsen. Ze worden binnen en buiten het ziekenhuis gevraagd om eerder mee te kijken. Daarbij is, naast de consulten en poliklinische zorg, ook de rol bij de triage heel belangrijk. Triage draagt immers bij aan de juiste zorg op de juiste plaats en tijd. Dat helpt om onze zorgmiddelen doelmatig in te zetten.’
‘De manier van denken
wordt anders: hoe kom je als
patiënt hier straks uit?’
Rapporteren
‘En die triage is zeker niet alleen de reisbureaufunctie’, voegt Paulien daar aan toe. ‘Er zijn vaak niet-operatieve opties die goed zijn om te bespreken. En ook niets doen kan een goede optie zijn. Wij schetsen de opties en de gevolgen van de opties, de patiënt beslist. We coördineren als revalidatiearts vaak ook zorg in de eerste lijn. In het ziekenhuis waar ik werk doen we dat als Basalt-arts, maar ook met onze HMC-jas aan. Gelukkig is er een tendens dat ziekenhuizen het belang van vroegtijdig inschakelen van revalidatiespecialisten inzien. Ik denk dat, als je in een ziekenhuis zit, je onderdeel moet worden van de medische staf en ervoor moet zorgen dat je ook rapporteert in het systeem van het ziekenhuis zelf. Dat is enorm belangrijk voor je zichtbaarheid. Veel revalidatieartsen zijn hulpvaardig ingesteld. Worden gezien als de lieve dokter die een beetje introvert is. Maar vertel ook maar gewoon wat je ervan vindt.’
Martijn: ‘Ja, met de vuist op tafel slaan!’
Paulien: ‘Dat hoeft nog niet eens. Maar geef je onderbouwde mening over interventies van collega’s: “Dit is een interessante interventie die je voorstelt. Heb je nagedacht over een interventie waarbij we niet opereren, maar de conditie gaan verbeteren?” Om maar een voorbeeld te noemen.’
Martijn: ‘Eens. Maar bij de verdeling van de budgetten van volgend jaar of over de inzet van paramedici, moeten revalidatieartsen op hun strepen kunnen staan.’
Eigen broek ophouden
Het woord geld is gevallen en het denken daarover zou volgens Paulien wel eens de sleutel kunnen zijn naar een ommekeer in het beeld over revalidatiezorg. ‘Meer budget afdwingen is nu nog ingewikkeld, omdat er veel ziekenhuizen zijn die denken dat revalidatiegeneeskunde alleen maar geld kost. Zij zeggen: de opbrengsten zijn een tevredenere patiënt, een betere doorstroom en een kortere IC-ligduur. Terwijl wij als poortspecialisme financieel gezien ook onze broek kunnen ophouden. Je zou op onze inspanningen best een eigen DBC kunnen openen. Je zou daar een behandeltraject op kunnen doen. Dat vergt alleen inspanningen en het ziekenhuis wordt er niet direct beter van, want zij krijgen niet direct meer geld.’ ‘Er zijn voorbeelden van ziekenhuizen die dat goed op orde hebben’, weet Martijn. ‘Die hebben inzichtelijk wat een revalidatiebehandeling kost en hoe die te declareren is. Daarmee wordt de tak van sport door een bestuur ook serieuzer genomen.’
‘Als poortspecialisme kunnen
we financieel gezien ook onze
broek ophouden’
Schaarste?
‘Er wordt gezegd dat we naar schaarste toegaan in de zorg. Maar is dat wel zo?’, vraagt Paulien zich af. ‘We zullen dingen anders moeten doen en ziekenhuisrevalidatie kan daarin een belangrijke plek innemen. Dat zou kunnen betekenen dat er minder behandelingen in revalidatiecentra gaan plaatsvinden. We moeten er daarbij wel voor oppassen dat de orgaanspecialisten denken: die revalidatie kost alleen maar geld, ik doe het zelf wel. Daar zijn ze niet voor opgeleid.’ Martijn maakt zich daar wat minder zorgen om. ‘Zolang de sector goed samenwerkt en zolang we ook landelijk laten zien hoe belangrijk onze bijdrage is. Zo laat RN geregeld zien hoe mensen in de revalidatie werken en hoe dat anderen in de gezondheidzorg kan helpen, bijvoorbeeld bij de ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen.’
‘Andere specialisten moeten niet
denken: die revalidatie kost
alleen maar geld,
ik doe het zelf wel.’
Revalidatie Nederland en de VRA brengen regelmatig managers en artsen uit ziekenhuizen samen. ‘We hebben nu een nieuwe masterclass capaciteitsmanagement voor de revalidatie, die ook nadrukkelijk openstaat voor managers, vertelt Martijn. ‘Op zo’n manier proberen we ziekenhuizen te ondersteunen in de revalidatiezorg. Ik hoop dat ziekenhuizen van deze uitnodiging gebruikmaken, want op enkele positieve uitzonderingen na, zien we dat artsen en managers uit ziekenhuizen minder vaak deelnemen aan landelijke initiatieven dan hun collega’s uit revalidatiecentra. De afgelopen jaren hebben we heel veel tijd en geld gestoken in Revalidatie Impact en het Revalidatieregister. Die leveren steeds vaker nuttige inzichten op. Maar artsen en managers uit ziekenhuizen profiteren hier nog maar mondjesmaat van, omdat er nog maar vier ziekenhuizen zijn aangesloten. Het zou ziekenhuizen en revalidatiecentra helpen als zij vaker samen op zouden trekken. Mogelijk ligt daar ook een rol voor ons, dus als er ideeën zijn hoe RN die samenwerking kan faciliteren, dan hoor ik dat graag.’
‘Revalidatie Impact en
Revalidatieregister leveren nuttige
inzichten op waar ziekenhuizen meer
van zouden kunnen profiteren’
Mobiele teams
In de toekomst zullen ziekenhuizen waarschijnlijk meer expertisecentra worden, met de nadruk op het curatieve aspect en zo kort mogelijke opnameduur. De vraag rijst of patiënten daarmee krijgen wat ze nodig hebben. ‘Hoe zorgen wij ervoor dat we mensen snel op de goede plek krijgen voor revalidatie, als we het natuurlijk beloop van de eerste dagen niet meer in het ziekenhuis kunnen volgen? Ook zullen we anders moeten gaan denken. Bijvoorbeeld door op de IC al te starten met een multidisciplinaire behandeling. Stel je een patiënt voor met een heel hoge dwarslaesie, die beademingsbehoeftig is’, vertelt Paulien. ‘Zo’n patiënt ligt nu drie maanden op de IC te wachten tot hij ver van huis naar een van de twee dwarslaesiecentra kan waar een passende revalidatiebehandeling geboden wordt. Dan denk ik: het liefst zou ik een team van specialisten met die specifieke expertise in een busje laten komen. Voor de vroege intensieve neurorevalidatie wordt de triage door een mobiel team gedaan. Supertof toch? Misschien moeten we wel los van die gebouwen komen. Ik denk graag out of the box. Dat we niet de patiënt laten reizen, maar dat wij als zorgprofessionals gaan reizen.’
Goede ketenzorg
Martijn: ‘Met e-health kan er zo veel samen, kan de ketenzorg nog zo veel beter worden. We kunnen het hebben over een sterkere ziekenhuisrevalidatie, maar ik denk dat we het veel breder moeten trekken. De zorg voor ALS is een heel mooi voorbeeld van goede ketenzorg. Ziekenhuizen, revalidatie-instellingen en ALS-centra werken heel goed samen voor de juiste zorg op de juiste plek. En ik denk dat er ook prima een deel van de revalidatiezorg in de eerste lijn of digitaal kan plaatsvinden.’ Daarbij is er een belangrijke rol weggelegd voor revalidatiespecialisten, omdat zij kennis van het verwijsnetwerk hebben. Er zijn echter netwerken, zoals in de GGZ, die nog flink aangehaald mogen worden. Paulien: ‘Voor een patiënt die bij een CVA een depressie of gedragsstoornis krijgt is het nu heel moeilijk om een psychiater te vinden met affiniteit voor neuropsychiatrische stoornissen na hersenletsel. Een heel ander probleem zijn de domeindiscussies tussen medisch specialismen die nu soms voorkomen, waarbij specialismen over en weer claimen dat zij de belangrijkste medisch specialist op een bepaald terrein zijn. Dat gaat over belangen en financiën, maar gaat ons niet helpen om een zorgtransitie te bewerkstelligen. Werk gewoon samen vanuit een horizontaal evenwicht.’
‘Werk gewoon samen vanuit een
horizontaal evenwicht’
Oude wijn
‘Ketenversterking, samenwerking en (her)waardering van het vak. De uitdagingen waar de ziekenhuisrevalidatie voor staat. Je zou door de toekomstblik en een wensenlijst bijna vergeten dat het eigenlijk heel goed gaat met de Nederlandse ziekenhuisrevalidatie’, wil Paulien benadrukken. ‘Zeker mondiaal gezien doen we het heel goed. We mogen trots zijn op ons vak. We hebben de flexibiliteit om aan te sluiten bij een profiel van een specifiek ziekenhuis. Momenteel zie je bewegingen als positieve gezondheid en reablement, maar voor ons als revalidatiespecialisten is dat oude wijn in nieuwe zakken. Wij hebben een keurig wetenschappelijk onderbouwd framework: het ICF-model. De nieuwe wijn is dat wij evidence based kijken hoe we op een doelmatige manier mensen kunnen behandelen. Door gebruik te maken van innovaties en patiënten te vragen wat ze nodig hebben om zelf weer de regie te kunnen voeren. Ik denk dat we daar behoorlijk goed in zijn.’